Een kroniek van het gezin A.M. Heijstek – van ’t Verlaat, deel 1

Teun J. Heijstek 19 februari 2016

Teun Heijstek beschrijft in het kort de geschiedenis van zijn ouderlijke gezin gedurende de jaren dertig tot de jaren vijftig van de vorige eeuw. Deze kroniek is niet volledig, maar geeft in grote lijnen de gebeurtenissen weer die het gezin heeft meegemaakt.

Arie Mathijs Heijstek & Gijsje Maria van ‘t Verlaat

Mijn vader, Arie Mathijs Heijstek, kon door gebrek aan financiën de MULO niet afmaken laat staan dat hij verder kon studeren. Zo werd hij wagenmaker. We spreken nu over de jaren dertig, de beruchte crisisjaren. Ontslag was aan de lopende band en je mocht blij zijn wanneer je een baan had. Na ontslag als wagenmaker werkte hij als trambouwer. Ook dat duurde niet lang. Op 1 februari 1932 werd hij bij het 1e Regiment Artillerie ingelijfd als dienstplichtige van de lichting 1932 uit de Gemeente Werkendam, Noord-Brabant onder nummer 169. Op 13 mei 1932 werd hij bevorderd tot korporaal titulair en op 1 juni 1932 werd hij korporaal. Op 31 augustus 1932 kreeg hij de rang sergeant titulair en op 29 oktober 1932 ging hij met groot verlof en per 31 oktober 1932 werd hij alsnog sergeant.

Gezien de slechte situatie op de arbeidsmarkt, besloot pa als soldaat te tekenen voor de Overzeese Militaire dienst, zowel in als buiten Europa, ingaande met de dag van geschikt bevinding voor uitzending. Op 5 februari 1934 vond men hem geschikt voor uitzending en dat leverde een premie op van ƒ 50,-. Zijn ouders schrokken toen hij hen vertelde dat hij had getekend voor overzeese dienst. Ze dachten aan zijn vroegere onderwijzer die hem een pientere leerling vond en dat hij verder had moeten leren. Dan was hij tenminste in Holland gebleven. Hij had echter getekend voor drie jaar. Het dienstverband werd verlengd tot zes jaren door zijn huwelijk.

Links oma en opa Heijstek en rechts opa en oma Van ‘t Verlaat

Hij werd op 28 februari 1934 geëmbarkeerd te Amsterdam aan boord van het M.S Christiaan Huygens. Daarmee begon het grote avontuur. Een jongen uit het kleine dorp Werkendam op klompen, toonde bravoure. Het was en werd een ontdekkingsreis. Een reis die 16 jaar zou duren. Pa had in die tijd verkering met Gijsje van ’t Verlaat, een meisje uit Boven-Hardinxveld. De afspraak die ze beiden maakten was dat ze zouden trouwen en Gijsje pa zou volgen. Ik kan me voorstellen dat de reis naar Indië voor pa er één was van genieten en zijn ogen uitkijken.

Als zondagsschilder had hij oog voor zijn omgeving en dat blijkt ook uit zijn brieven, waarin hij veel omschrijft. Zo ook in zijn brief van 12 maart 1934 aan zijn moeder toen ze een tussenstop maakten in Genua. Citaat: “Er is hier veel afwisseling en zeer veel moois te zien. Vooral Genua is schitterend om te zien. Vooral de beroemde begraafplaats Campo Santo dat is helemaal prachtig waar duizenden kunstwerken en gedenktekenen staan. Prachtige beeldhouwwerken in een woord: schitterend. En dan zo symbolisch. Beeldhouwwerken die een levensweg aftekenen vol hoogten en kloven beklommen door een man die met een been in het graf staat. Vandaag staan we boven, morgen liggen we in ’t graf. Dat beeld heeft mij echt aangegrepen.” Einde citaat geschreven door een jongeman van 22 jaar.

1934, Medan, pa staat links

In maart 1934 werd hij gedebarkeerd te Batavia en aangesteld als fuselier bij het eerste Depot Bataljon. Intussen werden door ma voorbereidingen getroffen om te trouwen met de handschoen. Gijsje trouwde pro forma met de broer van pa, Henk op 22 maart 1935. Ook voor ma was het avontuur begonnen en vertrok zij naar het toenmalige Nederlands Indië. Een hele stap voor een meisje uit het benedendijkse huisje in uit Boven-Hardinxveld, een dorpje aan de Merwede.

De eerste standplaats van pa was Tjimahi. Daarna van september 1935 tot juli 1936 Magelang. Dan van augustus 1936 tot augustus 1937 Buitenzorg. Weer terug naar Magelang tot aan de Wereld Oorlog II.

In Magelang werden achtereenvolgens geboren:
Teun 3 maart 1936 (†2012)
Jannie 17 juli 1939
Cornelia 8 mei 1941 (†2001)

Het leven in de garnizoensstad Magelang was eenvoudig en aangenaam. Pa zat op de kaderschool en werd 28 februari 1939 wederom sergeant en in het genot van een bezoldiging van ƒ200,00 ’s maands. Binnen drie maanden was de bezoldiging verhoogd tot ƒ230,00 per maands.

Het militaire elftal in Magalang, pa staat rechts in het witte tropen uniform

Uit de foto’s en de verhalen van ma kon je opmaken dat zij het er ook naar haar zin had. Er werden uitstapjes gemaakt naar de bergen en het beroemde Borobudur tempelcomplex. Aan dit complex werd meer dan vijftig jaar gebouwd. Plus minus in 780 werd met de bouw begonnen. Het Boeddhistische monument, de grootste ter wereld, het symbool van de ware kennis, de Verlichting van Boeddha. In de periode van 1907 tot 1911 vond een grote restauratie plaats onder leiding van Kapitein Majoor der Genie van het Knil Theodoor van Erp. Ik [Teunis Heijstek] trouwde Elizabeth van Erp, een verre nicht van deze Theodoor.

1995; “ons huis” in Magalang dat er nog steeds staat

Pa was in zijn element en hij begeleidde ook het militairelftal. Volgens overlevering was ik de mascotte van het team en verloren ze amper wanneer ik erbij was. De tangsi (kazerne), nu een Wisma, was het speelterrein van mij en andere kinderen van militairen. Vooral daar waar de paarden waren, was ik te vinden.

Ons huis stond in een wijk waar de onderofficieren gehuisvest werden, niet ver van de tangsi. Het was voor ma een hele gebeurtenis dat er twee bedienden waren. Te weten Kerto en Néné Soetih. Néné Soetih was voor ons als een oma. Ze deed alles met ons, wandelen, mandiën, eten geven en naar school brengen. Bij haar kon je altijd terecht.

Vlnr Kerto, Ma, Néné, Soetih en Teun

Wordt vervolgd