Van Oost naar West, deel 1

Jeanette Heijstek 22 oktober 2015

Met een tussenlanding in Nederland

Enige weken geleden heeft u op deze Heijstek-familiewebsite het “Portret van mijn vader Huibert Gerrit Heijstek” kunnen lezen. Nu maak ik u deelgenoot van herinneringen aan mijn jeugd in het voormalige Nederlands Indië, mijn tijdelijke verblijf in Nederland en waarom ik nu op Aruba woon.

Jeugdjaren in Indië

In Malang; drie maanden jong

Ik ben Jeanette Augustina Heijstek, geboren op zaterdag 10 juli 1937 in de stad Malang op het grote eiland Java in het land dat nu Indonesia wordt genoemd. Mijn vader is Huibert Gerrit Heijstek die in Nederland is geboren en wel in Hillegom op dinsdag 31-3-1885. Mijn moeder is Indisch van geboorte. Zij is een zondagskind, geboren op 6 november 1910 in kota Sukabumi dat op West-Java ligt ten zuiden van Jakarta. Haar naam is Anna Maria Jansen.

Semeru vulkaan op Java

Van mijn jongste jaren in Malang kan ik mij herinneren dat wij zicht hadden op een actieve vulkaan. De Semeru, zoals die heet, hij heeft een hoogte van 3.676m en is daarmee de hoogste vulkaan van Java. Toeristen die heden ten dage nog op de flanken van de Bromo-krater in alle vroegte en koude daar op de zonsopkomst wachten, zien de Semeru op de achtergrond die met korte tussenpozen een rookpluimpje in de lucht blaast als ware het een oude man die zijn pijpje rookt.

Een geheel andere herinnering die mij is bijgebleven zijn de selokans (afvoersloten) die overal achter de huizen langslopen. Ondanks dat het huidige Indonesië moderner is geworden dan in de tijd toen ik er woonde, kom je dit soort van afvoerkanalen nog volop in de kampongs tegen.

Ondeugendheid in de jonge jaren was mij niet vreemd. Niet ver van ons huis lag een spoorbaantje. Daarover reed een boemeltje dat suikerriet vervoerde over de kali Brantas. Ik weet nog goed dat wij op de helling van de hoger gelegen spoorbaan lagen te wachten tot het treintje langzaam puffend en steunend voorbij trok. Als die eenmaal daar was, kropen wij snel verder de helling op en trokken van de goederenwagentjes een paar suikerrietstengels af. Zo hadden wij weer iets te snoepen.

Schooltijd

Op de treeplank van de legertruck die ons naar school bracht. Vlnr. Jeanette, boertje Herman en buurmeisje Annemarie

Mijn vader was officier bij het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger, velen kennen dat beter als het KNIL. Omdat hij op verschillende locaties dienst moest doen, is hij tijdens zijn diensttijd een paar verhuisd. Zelf maakte ik de verhuizing van Malang naar Bandung mee, waar wij ook de Bersiaptijd meegemaakt hebben.

In Bandung ben ik op school geweest bij de nonnetjes ,,Mariaschool”. Mijn onderwijzeres heette Mère Ignace, dat was wel een leuke tijd. Wij (mijn broertje Herman die op een jongensschool zat) en ik werden elke dag naar school gebracht en vandaar weer opgehaald door de chauffeur van onze vader met een legertruck of met een jeep. Jaren later werd alles anders, rumoeriger en ook de lessen op school gingen over naar het ,,Hoog-Maleis”. Maar ja, als kind pakte je dat snel op.

Met Herman voor ons huis in de Ananaslaan in Bandung

Natuurlijk maakte ik als kind de overheersing door de Japanners mee. Ondanks dat wij niet in een kamp werden opgesloten, is het niet de tijd waar ik met plezier naar terug kijk. Nadat de Japanners de Archipel hadden verlaten keerde de rust waar ieder zo naar verlangde niet meer terug. Nationalisten als Sukarno en Hatta zagen hun kansen schoon en riepen twee dagen na de Japanse overgave de onafhankelijkheid van Indonesië uit. Dat was op de 17e augustus 1945. Nederland verzette zich daar aanvankelijk tegen. Een verzet dat geen stand kon houden.

Zo veranderde er in de naoorlogse jaren veel in Indonesië. Ik maakte dus mee dat Bandoeng veranderde in Bandung. Ook de straatnamen veranderden. De Ananaslaan waar wij woonden werd toen op zijn Indonesisch de Jalan Nanas. Wie wil er nou aan de bezetter worden herinnerd, zo redeneerde men. Want daar werden na de oorlog de Nederlanders door de Nationalisten voor aangezien. Sporen van de koloniale periode moesten hoe dan ook worden uitgewist. Het land had zijn soevereiniteit gekregen en het KNIL werd opgeheven. Zeker voor de oud-militairen was er in dat mooie land geen plaats meer. Velen boekten met pijn in het hart een enkele reis naar Nederland en vertrokken uit de Gordel van Smaragd.

Verlaten de Gordel

Met Herman voor ons huis in de Ananaslaan in Bandung

Toen ook ik moest vertrekken was ik dertien jaar en liet niet alleen Insulinde achter mij, maar ook mijn jeugd om te “verhuizen” naar een voor mij onbekend land dat ik alleen van verhalen kende. In opdracht van mijn vader ging alles op de vendue. Mijn moeder, die na de oorlog in Chimahi een zware rugoperatie had ondergaan vertrok drie maanden eerder. In de oorlog heeft ze pleuritus (ontsteking van het borstvlies [de pleura] of het longvlies.red.) opgelopen. In die tijd waren er geen doktoren die haar afdoende konden behandelen. Ontstekingsvocht tastte haar ruggenwervel aan waardoor ze met verlammingsverschijnselen te maken kreeg.

Mijn moeder reisde met de ss Groote Beer. Daarna waren wij (mijn vader, Herman en ik ) aan de beurt. Wij voeren met de ss Chitral van de P&O lines naar het onbekende verre en koude Nederland waar wij in december 1950 aan zijn gekomen. Zo kwamen wij in een land dat in wederopbouw was na de Tweede Wereldoorlog.

Omdat onze ouders gescheiden van elkaar de grote reis maakten, moest er in het paspoort van mijn vader een foto worden opgenomen waarop wij alle drie staan afgebeeld.

Jeanette Augustina Heijstek, Huibert Gerrit Heijstek, Herman Willem Hendrik Heijstek [foto 1950]

Het de rug toe keren van het geliefde Nederlands Indië was voor mij een emotionele en bijzonder trieste aangelegenheid. Al mijn vriendinnen moest ik achterlaten, vooral mijn twee hartsvriendinnen, Lena Matulapelwa en Meitie Kiesbrink. En zeker niet te vergeten mijn allerliefste oma Augustine Jansen-Debeffe geboren te Batavia op de zevende mei 1888.