Heistek, vijftig jaar Kruininger Gors, deel 3

Freek Heistek † 21 september 2015

Een persoonlijk verhaal

Net als vele generatiegenoten behoorden mijn vrouw en ik niet tot de allergrootsten. Het huisje hoefde daarom niet zo hoog te worden. Jaren later groeiden onze zoons royaal boven ons uit. Dat was reden voor mij het dak van het huisje te halen en het huisje hoger te maken. Ik maakte van de gelegenheid gebruik de glas-in-lood ramen te vervangen door openslaande ramen en de voorgeven opnieuw te bouwen; nu van hardhout.

1948, schoonouders voor hun huisje

Familie was er ook in de buurt. Tegenover ons stond het huisje van mijn schoonouders Huib en Anna. Zij hadden eerst nog een tenthuisje en we spraken af dat hun huisje de komende winter wel bij ons kon worden opgeslagen.

Het kwam Huib echter goed uit, hij was bouwvakker, om net als wij een permanent huisje te bouwen. Hij was vrijwilliger bij het Rode Kruis en EHBO-er in hart en nieren, en daar wilde hij graag veel van zijn vrije tijd aan besteden. Vanuit de bevlogenheid bezette hij in zijn vrije tijd de EHBO post van het Kruininger Gors en heeft menig pleister geplakt en vele kleine verwondingen verzorgd.

Beperkte voorzieningen

Het houten huisje was geriefelijk maar kende toch zijn beperkingen. Riolering kenden wij in die tijd daar nog niet. Er waren centrale toiletten met toiletpotten zonder bril. Moest je een grote boodschap doen, dan nam je uit het huisje je eigen houten bril mee en legde die tijdelijk op de porseleinen toiletpot. Niet iedereen was daar even hygiënisch wat zich vertaalde in een minder aantrekkelijke geur. Voor mij was dat reden een toilet in het huisje in te bouwen met een aansluiting op een diepe put die ik er naast had gegraven. Nu zou dat niet meer mogen, in die tijd was het niet ongebruikelijk. De put was voldoende diep om niet geleegd te hoeven worden. Aan het einde van een seizoen was die wel weliswaar redelijk vol, maar na een winter niet in gebruik te zijn geweest was die weer vrijwel leeg. Overigens, een stortbak hadden we niet. Doorspoelen was equivalent aan een emmer water die we er doorgooiden. In de jaren zeventig werd er een riool aangelegd en moesten we daarop aansluiten. Dat was wel een verbetering

Water

1960, mijn ouders Dorus en Anna zijn met RTM uit Rotterdam in Oostvoorne aangekomen voor een weekje Kruininger Gors

Een watervoorziening was er evenmin. We gebruiken water wat we met zo’n mooie oude gietijzeren zwengelpomp al piepend oppompten. Dit soort pompen mochten nooit droog komen te staan, dan werkten ze niet meer. In voorkomende gevallen moest je er van boven een keteltje water in gooien. Na een paar minuten zwengelen pakte de pompt weer en kwam er licht gekleurd water naar boven dat in je zinken emmer kletterde. Stromend water hadden we in de keuken vanuit een watertank die ik aan de buitenzijde van het huisje had aangebracht. Daar konden flink wat emmers water in, genoeg voor een dag waterverbruik. Dat was echt alleen voor keukengebruik. Je zelf wassen deden we buiten naast het huisje boven een emmer vers gepompt water. Althans  de jongens en de mannen. Aan het begin van de jaren vijftig besloot de gemeente Rotterdam op het kamp een waterleidingnet aan te leggen. Op de vele velden kwamen een paar centrale kranen te staan waaruit water kon worden getapt. Gelijktijdig werd er in de duinen een groot stalen waterreservoir gebouwd waarop de leidingen werden aangesloten. Om dit reservoir te vullen kwam er dagelijks een tankschip met water uit Rotterdam aan bij Het Gors. Het schip meerde aan bij een steiger in de Brielse Maas en het water werd overgepompt in het reservoir. Zodra de druk hoog genoeg was geworden, kon er water worden getapt onder het motto “op is op”. Om te vermijden dat je zonder schoon water zou komen werden in de loop van de morgen zinken emmers onder de opengedraaide kranen gezet. Zo hoorde je direct als het water ging stromen. Even daarna galmde dan het “water, water” over de velden en kwamen mede kampeerders van alle kanten om hun emmers te vullen. Ook hierbij geldt weer dat in de jaren zeventig alle huisjes op een drinkwatervoorziening werden aangesloten.

(Buta)gas

Met de gasvoorziening is het net zo gegaan. Aanvankelijk kookten wij op petroleumstellen en hadden we petroleumlampen of benzinebranders voor de verlichting. Korte tijd daarna schakelden we massaal over butagas of propaangas. Deze gassen waren in grote stalen tanks beschikbaar. De tanks waren vaak op een ongelukkig moment leeg. Was dat in de loop van de avond. Dan kroop je maar vroeg op de strozak (matrassen kwamen later). Veel vervelender was het als de vrouw net het eten aan het koken was. Dan moest je meteen met de lege tank naar de gasdistributeur. Heen ging dat wel, de lege tank legde je dan op een schouder. Een volle tank was vele malen zwaarder en drukte pijnlijk op je schouder tijdens het teruglopen. Voor het gevoel was de weg terug altijd drie keer zo lang. Maar je moest wel, anders had je geen warm eten. Tot diep in de jaren zeventig hebben we zo geleefd, toen deed ook het aardgas intrede op Het Gors.

Elektra

Een gaslamp in het huisje was wel romantisch, maar ik wilde met de tijd meegaan. Ik heb toen een zware accu aangeschaft een in het huisje wat bedrading getrokken. Zo hadden wij in de jaren zestig al elektrisch. De accu moest wel steeds mee naar huis om daar te worden opgeladen. Dat hebben we zo gelaten tot dat ook wij werden aangesloten op het landelijke elektriciteitsnet.

Wordt vervolgd

Nb Freek Heistek overleed op 2 7november 2013