Uit het leven van Marinus Heijstek
Over de oorlogsjaren staan nog enkele feiten in mijn geheugen gegrift. Ten eerste mijn dappere moeder die tijdens de razzia`s haar man en twee neven verborgen hield in een kast, terwijl twee Duitse soldaten die op wacht stonden op onze straathoek vroegen of ze zich mochten warmen en naar het toilet wilden. Terwijl drie mannen zich muisstil hielden, zei ze heel rustig dat haar man al weg was en ze zochten dus ook niet in ons huis.

De tweede herinnering is dat mijn vader met een handkar op voettocht ging naar de Hoekse Waard en de Alblasserwaard om het textiel uit mijn moeders linnenkast te ruilen voor suikerbieten en aardappelen. Hij had ook iets bedacht om handzagen die bot waren te scherpen. Hij kon als timmerman heel goed gereedschap slijpen en speciaal zagen tandje voor tandje ‘zetten’ en iets aanscherpen. Hij plaatste de zaag daarvoor in een speciale stand g familie Cornege in Giessendam , afkomstig van de Franse Hugenoten was ook bepaald niet honkvast.evraagdveraard. Veel boerenbedrijven waren erg blij met zijn service, dat bleek uit de vele kaasjes, flessen lijnolie om wat in te bakken en de appels die hij meebracht. Daarmee heeft hij ons in leven gehouden.
Zijn grote hobby was lezen, reisverhalen, boeken over het heelal en detectives. De Openbare Bibliotheek in de Wijnstraat was zijn wekelijkse adres om zich van nieuwe voorraad te voorzien. Door het lezen van zoveel boeken moet zijn belangstelling gegroeid zijn voor de wereld buiten Werkendam, Dordrecht en Zwijndrecht. Gedurende de oorlogsjaren hing in onze eetkamer een grote wereldkaart aan de muur. Daarop gaf hij met tekentjes aan waar de fronten van de geallieerden zich bevonden. Ik herinner me die prachtige kaart zo goed, want elk land had een andere kleurnuance.
Naar het Verre Oosten

Na de tweede wereldoorlog ging mijn vader duidelijk op zoek naar iets nieuws in zijn leven. Hij informeerde links en rechts om ergens naar het buitenland te kunnen gaan. Hierbij komt naar mijn idee de achtergrond van de ‘buitenafwerkers’ naar voren. Ook mijn moeder vond dit kennelijk heel normaal. In haar ouderlijk huis was het niet anders geweest. Najaar 1946 ging hij solliciteren bij het Ministerie van Overzeese Gebiedsdelen, nadat hij gesproken had met aannemers die destijds bezig waren met herstelwerkzaamheden van de fundamenten van de Grote Kerk in Dordrecht. Hem werd aangeboden naar Nieuw-Guinea te gaan voor een kort verbandcontract van misschien twee jaar. Hij moest als opzichter Bouwdienst utiliteitsvoorzieningen en huizen bouwen voor de kleine gemeenschap van Nederlanders en Indische Nederlanders. Een school, een ziekenhuisje, een bestuurskantoor, et cetera. Het plaatsje Hollandia ligt aan de noordkust bijna op de grens van toen nog Australisch Nieuw-Guinea.


Het was sinds begin 1900 een kleine bestuurspost, maar de invasielegers van de Amerikaanse generaal Mac Arthur hebben daar het stenen tijdperk voorgoed veranderd. De Japanners werden krijgsgevangenen gemaakt en de Amerikanen hebben daar zulke grote legervoorraden achter gelaten dat deze verdeeld moesten worden over overige eilanden van Nederlands-Indië. Daar moest veel voor worden geïnventariseerd. Met de Japanse krijgsgevangenen en later koelies van de Kei-eilanden heeft hij daar hard aan gewerkt. De honderden landingsvaartuigen van de Amerikanen zijn echter heel lang blijven liggen. Grote wegenbouwmachines waren nauwelijks bruikbaar. Er waren er teveel en reparaties waren ondoenlijk. De Japanners werden berecht en een aantal gefusilleerd voor oorlogsmisdaden.
De Papoeabevolking bevond zich in een duidelijke cultuurschok, zij wilden ook niet echt werken voor het bestuur. Voor dit volk is de civilisatie heel snel gegaan om nog maar niet te spreken van hun politiek bewustzijn

Vlnr Nellie, Mary en Jozina
Ook wij mochten komen
Enkele maanden later mocht onverwacht een groepje vrouwen en kinderen voor gezinshereniging zich inschepen op het M.S. “Tarakan”. Wij voeren precies 44 dagen van Amsterdam naar Hollandia op een vrachtschip met passagiersaccommodatie. Ook wij ondergingen een cultuurschok. Zo vlak na de oorlog en de distributiebonnen zagen wij een primitief volk, schaars gekleed varen in uitgeholde boomstammen naar hun paalwoningen in de prachtige baai van Hollandia (nu Djayapura). In de weekends ging mijn vader altijd met het gezin op ‘ontdekkingsreis’. Met de auto voor zover er een weg was aangelegd, verder in de prauw of lopen. Zo zagen we het bestaan van een primitief volk, voedsel verzamelen, vuur maken, boombast kloppen voor kleding, sago wassen uit de sagopalm, eieren eten van zeeschildpadden en een krokodil. Ook ontstond in die jaren een interessante collectie van schelpen en etnografica. Wat heeft papa ons laten genieten van zijn onbeperkte nieuwsgierigheid. Na ruim twee jaar waren de werkzaamheden voor hem ten einde en kon een gewone burgerlijke samenleving verder gaan op de resten van het Amerikaanse invasieleger. Elk gezin had ook restanten gekregen of gekocht, vnl. huishoudelijke goederen.
Terug naar Nederland


Wij waren per boot gekomen en verlieten Nieuw-Guinea per vliegtuig tot Batavia. We vlogen in een kleine Dakota terug tussen de postzakken en enkele militairen. Mijn vader had een drukke conversatie tot aan Ambon met een in het wit geklede Indische heer. Wij vlogen die dag tot Ambon voor overnachting. Toen bleek dat papa de hele dag had zitten praten met de Sultan van Ternate en Tidore. Vanaf Batavia voeren we met de “Sibajak” naar Rotterdam. We waren ontroerd toen we vanuit de trein weer de Dordtse Dom zagen. Eenmaal weer thuis in een nieuwbouwwoning konden we eindelijk naar de middelbare school. Mijn zusje en ik waren enkele jaren achterop. Onze broer ging verder met het lager onderwijs. Het leven van ons gezin had een totaal andere dimensie gekregen. We waren wereldburgers geworden. Papa zei vaak: “Alles wat je ziet, onthoudt dat zodat je het nooit vergeet” en zo was het ook. We zijn hem dankbaar dat hij altijd zoveel verteld heeft. Vijf jaar later werd mijn vader nog eenmaal uitgezonden.
Wordt vervolgd