Uit het leven van Marinus Heijstek

Het is Zondag 1 Februari 1953. Die nacht voltrok zich in Nederland een watersnoodramp. Hevige storm in combinatie met springvloed zette een groot deel van Zuid-Nederland onder water, omdat de dijken het water niet konden keren. De volgende dag, maandag 2 februari, is de vertrekdatum van mijn vader voor zijn tweede uitzending naar Nieuw-Guinea. Chaos alom, overal onzekerheid. Papa troostte mijn moeder en ons, dat hij verwachtte dat de regering zeker met hulpacties zou komen, of een rampenfonds zou instellen. Hoewel hij nauwelijks wist hoe groot de ramp was en hoeveel slachtoffers er verdronken waren gebeurde dat ook inderdaad.

In de binnenstad van Dordrecht zakte het water een dag later en kwamen schepen vol met evacués uit Zeeland aan. Mijn moeder bracht haar man naar Schiphol om aan een lange vliegreis te beginnen. In een Constellation van de KLM vloog men eerst naar Beiroet, waar men na een nacht vliegen een ontbijt kreeg op het vliegveld. Hoe ouderwets klinkt het als mijn vader schrijft dat de stewardes `s nachts achterin op de grond lag te slapen onder een deken op deze intercontinentale vlucht van Amsterdam naar Sydney. In Karachi weer een tankstop met een maaltijd zittend op de grond in een hal, waarna men een douche kon nemen. De volgende etappe duurde negen uur naar Bangkok, dan via Batavia naar het eiland Biak, op de noordkust van Nieuw-Guinea. Hier wacht hij op een overstap in een Dakota naar Sorong. Vandaar per Catalina vliegboot naar het plaatsje Steenkool, (thans Bintuni). Zijn reisdoel was ditmaal “de Vogelkop” van Nieuw-Guinea, zoals het westelijk deel van het eiland wordt genoemd.
Jukkenbrug

Een kleine groep Hollandse mannen aangevuld met Papoea werkkrachten begon een brede strook in de jungle van de vloedbossen aan de zuidkust te kappen om daar een pijpleiding aan te leggen voor de olie , die zich daar absoluut zou bevinden. Er werden overal proefboringen gedaan voor de Shell, die in Sorong al olie won en tankopslag bezat. Deze betrekkelijk kleine groep mensen moest er voor zorgen dat na ongeveer een jaar deze olie door de pijpleiding zou stromen naar Steenkool, dat tankers daar konden aanmeren en deze ruwe olie naar de raffinaderij in Sorong zou vervoeren. Mijn vader was speciaal belast met de aanleg en bouw van een jukkenbrug, waarop deze dikke pijp moest rusten. Deze moest absoluut stabiel liggen in een nogal drassige moerasbodem, ten dele in de vloedbossen van de kust, soms over een riviertje of een dalglooiing. Verzakking zou een ramp kunnen betekenen. Het werk vorderde goed, ondanks de zeer warme en vochtige klimatologische omstandigheden.

Hoog bezoek
Op een dag komt er hoog bezoek. Minister Luns, hoge bestuursambtenaren, marine-officieren, de staf van Werkspoor en van de Hollandse Beton Mij alsmede de pers met een cameraman. Mijn vader had een grappig accent aangebracht met een soort wegwijzer, waarop diverse plaatsnaambordjes en de afstanden waren aangegeven. Enkele Papoeadorpjes uit de buurt, dan Den Haag en met grote letters naar boven Holland. Iedereen vond het geestig, vooral de pijl naar circus Boltini, richting tent voor de drankjes. De camera man filmde dit ook met de minister die met mijn vader nog wat grappen maakte. Het filmpje zou enkele weken later in het bioscoopjournaal te zien zijn. Ik was in Den Haag voor een examen, daarna ging ik naar een film en u kunt het geloven of niet ik zag in het journaal enkele flitsen van dit bezoek van de hoge heren uit Nederland en mijn vader die er bij stond. Heel ontroerend, het was juli 1953. Later besefte ik dat ik hem op deze wijze voor het laatst in leven heb gezien.

Marinus probeerde in zijn vrije tijd altijd weer wat te ontdekken. Zo ging hij met enkele collega`s op zoek naar oude locaties van mislukte boringen uit 1947. Toen was er een weg aangelegd voor vijf miljoen gulden, men heeft een jaar lang ook proefboringen verricht tot op een diepte van 2600m en er werd niets anders opgepompt dan zout water!
Nonja Raja

Papa maakte foto`s van zijn werkzaamheden en stuurde de filmrolletjes naar mijn moeder. Wanneer er Papoea`s op staan, stuurt ze extra foto`s voor hen terug, want deze jonge mannen waren daar heel gelukkig mee. Op een bepaald moment ontdekken ze de foto die mijn moeder op verzoek van mijn vader had laten maken. Ze vroegen aan mijn vader of zij de Koningin was, want daar hadden ze wel eens van gehoord. Nee, dat is mijn vrouw. Totale verbazing was hun deel. Daarna kwamen regelmatig andere Papoea`s vragen of ze ook de “Nonja Raja” mochten zien. Mijn vader kon het hen niet uitleggen en liet het maar zo. Mijn vader sprak eenvoudig Maleis, evenals de Papoea`s, die elk uit een verschillend taalgebied kwamen en voor wie de Bahasa Indonesia eigenlijk een lingua franca is.

Toch beschrijft mijn vader dat er niet ver bij hen vandaan , nog een wilde stam woont. De Mentions, die nog geen contact hebben met de Zending of Missie. Ze willen ook niet bij hen werken en vandaar ook de import Papoea`s uit Merauke, Fak-Fak, Manokwari etc. Als die “wilden” langs trekken zijn onze Papoea`s bang en zoeken bescherming bij ons. (Zie ook het krantenartikel wat ik veel later tegenkwam).
Fataal ongeval
Bijna een jaar later is het einde van de aanleg van de pijpleiding in zicht. Kilometers diep de jungle in rijdt een werktreintje met materialen voor de boortorens en de hei-installaties. Dan slaat plotseling het noodlot toe. Er begint een boortoren of iets dergelijks te bewegen en valt om. Marinus wordt vol getroffen en is zwaar gewond. Direct een radiobericht naar Steenkool voor hulp. Een tocht met de Mappiboot van vele uren over de rivier liggend op een brancard. Nog een boot met een dokter komt hem tegemoet. Iedereen bij de aanlegsteiger in Steenkool loopt te wachten en is bezorgd om hem. In het kleine, maar goede ziekenhuisje van de Nederlandse Aardolie Mij. wordt hij op de operatietafel gelegd. Onder narcose en tijdens de operatieve ingreep overlijdt hij. Iedereen is verslagen. De volgende dag wordt hij begraven. Toevallig is juist een legerpredikant op doorreis, die voor hem een plechtige uitvaart verzorgt. Ongeveer iedereen die daar woont , zo`n 75 mensen lopen mee in de begrafenisstoet. Er worden veel bloemen en kransen neergelegd op de kist. De kern van de korte toespraak die de predikant hield was: “De mens werkt voor zijn gezin, doch God beschikt wanneer de mens voldoende op aarde heeft volbracht.”


1934-1954
Ik wil eindigen met een citaat uit het verslag van de gebeurtenissen van de Directie van de Hollandse Beton Mij. dat mijn moeder ontving: “Het lijkt ons hier op zijn plaats mede te delen dat Heijstek een man was, die moreel zeer sterk stond. Hoe moeilijk de omstandigheden waren en hoe oncomfortabel de situatie (in het vloedbos) ook was, Heijstek bleef de omstandigheden altijd de baas. Hij klaagde nimmer en als hij het deed was het opbouwende kritiek. Hij was zonder de waarheid voor deze gelegenheid geweld aan te doen een voorbeeld voor anderen, bij wie velen gaarne te rade gingen En hij wist iedereen weer op te vrolijken. Zijn collega`s waardeerden hem zeer juist door zijn onafhankelijke kijk op het leven; hij zat steeds vol humor, die veelal weldadig aandeed. Hij had het hier best naar zijn zin, zoals hij het zelf uitdrukte. Zijn vrouw en kinderen waren veel in zijn gedachten en hij sprak vaak over hen met zijn collega`s op een wijze, waarbij iedereen geïnteresseerd raakte en bleef luisteren naar zijn somtijds wijze levenslessen. Zonder overdrijven kunnen wij constateren dat Heijstek een goed en rechtschapen mens was, die zeer gezien was bij zijn medewerkers. Hij leefde zeer ingetogen. Er heerste dan ook grote verslagenheid op de Montage”
Deze terugblik op zijn persoon, hoe hij was als mens is voor ons iets om dankbaar voor te zijn. Twee dagen na zijn 49e verjaardag was hij er plotseling niet meer. Mijn moeder en haar kinderen hebben de kracht gekregen om het leven verder te leven in zijn geest. Als een echte HEIJSTEK.
Mijn moeder verhuisde kort daarna naar het huis dat papa had gekocht op de Spuiweg in Dordrecht enige tijd voor hij vertrok. Zij wilde daar zo graag wonen. En de olie in de Vogelkop stroomde inderdaad in april 1954 in de tankers van de Shell, maar niet voor lang.
Na enkele jaren werd ook daar weer zout water opgepompt en werd dit gebied weer verlaten
Toen het gebied later tot Indonesië behoorde heeft Pertamina weer andere locaties aangeboord. L`histoire se répète.
Slot