Huis in de duinen

Op 1 augustus 1914 kreeg mijn vader de rang van kantoorbediende, hij was toen 19 jaar oud. De baan had hij te danken aan zijn avondstudie waarbij zijn vriend Pieter Barend Bénard hem de rijtjes overhoorde van de plaatsen langs de spoorlijnen. Feilloos kon hij de plaatsen in goede volgorde opzeggen. Hij heeft zich weten op te werken tot Hoofdemployé Eerste Klas. Tot zijn trouwen in 1925 bleef mijn vader voor zijn moeder zorgen. Dankzij zijn oom Jan Bénard kon hij in 1925 een stenen huis in de voorduinen van Hoek van Holland bouwen. Dit was een unicum, omdat in Hoek van Holland ook de Kringenwet van toepassing was. Om het Fort aan den Hoek van Holland lagen twee kringen: één van 600 m waarbinnen niet gebouwd mocht worden en een van 1200 m waarbinnen alleen in hout gebouwd mocht worden. Mijn vader wilde zijn huis nu net over de 1200m-king bouwen. Daartoe moest hij afwijken van de rooilijn en zijn huis in de richting van de zee een aantal meters opschuiven. De Dienst der Domeinen, eigenaar van de grond, moest hiervoor toestemming geven. Toen hij voor de zoveelste keer bij de Dienst aanklopte, hoorde hij staand voor het loket een ambtenaar achter een bureau zeggen: “Daar heb je die ouwehoer uit Hoek van Holland weer”. Toen de lokettist aan mijn vader vroeg wat hij wenste, antwoordde hij, dat hij die ambtenaar achter dat bureau wilde spreken. Geduldig heeft mijn vader zitten wachten, tot de man met zijn werk klaar was. In het onderhoud dat daarna volgde, kreeg hij eindelijk zijn zin.

Dankzij de bouw in steen kon het huis gedurende de Bezetting behouden blijven. Alle overige huizen, die in den buurt van hout waren, werden op last van de Duitsers afgebroken Begin juni 1940 werd ons huis door de Duitsers gevorderd en gingen wij in het dorp wonen. Wat was mijn vader gelukkig, dat zijn huis was blijven staan! Eind mei 1945 konden wij weer in ons huisje aan de zee wonen. De naam Rielo herinnert aan mijn vaders eerste vrouw Maria Christina van Houte, die op 11 december 1935 op 39 jarige leeftijd, kinderloos overleed. Mijn vader hertrouwde op 3 september 1936 in Zaandam met Annigje Schot, dochter van een werknemer van de houtzaagmolen van Kamphuys-Loosbroek. Drie zoons en drie dochters werden uit dit huwelijk geboren. Het derde kind genaamd Jacob stierf toen hij 9 jaar en 8 maanden oud was. Ik heb mijn broertje altijd als baby op het bed zien liggen, omdat de dokter hem na een moeilijke bevalling uit zijn handen liet vallen, waarna zijn achterhoofd ingedeukt werd en zijn hersens beschadigd waren. Lachen maar vooral huilen waren de enige uitingen die hij kon doen.
Heijstek van het postkantoor

Mijn vader was een man, die met iedereen om kon gaan. Hij zat vol humor en kon goed organiseren. Daarom werd hij al snel lid van de Oranje vereniging en in zijn functie als voorzitter van de Oranje vereniging heeft hij vele festiviteiten geleid. Dit leverde hem in 1958 de eremedaille in goud op, verbonden aan de Orde van Oranje Nassau. In Hoek van Holland kende iedereen Heijstek van het Postkantoor. De sigaren die hij thuis rookte, had hij gekregen van dankbare klanten. In zijn vrije tijd zag je hem met verfkrabber of verfkwast en puimsteen werken aan het onderhoud van zijn huis.
Zijn schuur met het gereedschap was zijn heiligdom. Deze schuur was het eerste stenen bouwwerk aan de Oude Hoek na de bezetting. De stenen hadden mijn broer en ik bij elkaar gesleept van door de Duitsers geroofd plaveisel. Daarvoor gebruikten wij een soort kleine lorrie, waarmee de Duitsers de granaten naar het geschut vervoerden. Als mijn vader met slecht weer op zijn fiets naar zijn werk ging, trok hij zijn regenpijpen aan en over zijn jas de postcape. Wanneer hij dienst had op de Harwichsteiger, waar een klein kantoor was, dan moest hij om 5 uur zijn bed uit om de post van de binnenkomende Harwichboot te verwerken en om eventuele telegrammen op te nemen. Vaak werd hij aangesteld als waarnemend postdirecteur in de omliggende plaatsen. In de vijftiger jaren kon hij een vaste betrekking als directeur krijgen op het postkantoor van Hellevoetsluis. Hij bedankte voor de betrekking, omdat hij dan boven het kantoor in Hellevoetsluis moest gaan wonen en hij zijn huis in Hoek van Holland moest verlaten. Rielo verlaten deed hij alleen in horizontale houding. Dat tijdstip brak aan eind oktober 1974. Met leverklachten werd hij opgenomen in het ziekenhuis, waar hij na een kort ziekbed op 30 oktober 1974 overleed. Toen wij in het ziekenhuis rondom zijn bed zaten, had hij zijn dochter Anneke al toevertrouwd: “Het is gedaan met de koopman!” Een verpleegster, die mijn vader kwam verzorgen, vroeg met een medelijdende stem: “Hoe is het nu mijnheer Heijstek? Och”, zei pa “Ik lig een beetje dood te gaan.” Waarop de zuster zei: “Dat mag u niet zeggen” Waarop mijn vader zei: “Ik ben niet bang om dood te gaan, want kijk eens, al mijn kinderen zijn bij me!” Dit waren zijn laatste woorden, toen wij weer bij hem terug mochten komen, was hij in coma geraakt, waaruit hij niet meer wakker werd.
Slot