
Op vrijdag 11 juli 1880 werd op het adres Hoogstraat 54 in Werkendam een jongetje geboren. Hij werd Arie Adrianus genoemd met als roepnaam Aike. Wie waren de vader en de moeder? De vader van dit kind heette Arie Heistek (1848-1880) uit Emmikhoven. Voor zijn huwelijk woonde hij op Zevenhuizen in Werkendam. Hij trouwde met Adriana Hakkers, zij werd Naatje genoemd. Het jonge paar vertrok naar Velsen. Daar werd in 1878 een dochtertje geboren: Antoinette. Arie stierf op 7 april 1880 en werd begraven in IJmuiden. Naatje was in verwachting toen haar man stierf. Zij ging terug naar Werkendam en daar werd haar kindje Arie Adrianus geboren. Dit kind werd later rijswerker in Shanghai. Hoe ging het verder met de moeder van Arie Adrianus? Drie jaar na de dood van haar man trouwde Naatje met Cornelis Westerhout. Hij was weduwnaar en had twee dochtertjes: Neeltje en Kneeltje. Samen kregen Kees en Naatje in 1885 een jongetje die zij Thomas noemden. Ook hij werd later rijswerker in Shanghai. In 1891 kregen zij een meisje; Adriana. Zij stierf vijf maanden na haar geboorte. Het gezin had kinderen uit drie verschillende huwelijken.

Zijn jeugd
Arie Adrianus werd in het dorp Aike genoemd, in dit artikel noemen we hem Arie. Hij heeft lezen en schrijven geleerd. Op 28 mei 1897, Arie was toen 16 jaar, werden Hendrik Bogers en Dieles Cornelis Hakkers voogd en toeziend voogd. Deze laatste was “directeur der Landverbeterings maatschappij te Werkendam.” De moeder van Arie stierf op 6 september 1899 en drie weken later zijn halfzusje Neeltje. Zijn stiefvader, Kees Westerhout, hertrouwde op 2 februari 1901 met Jacoba Damen – Rijnders. Zij bracht kinderen mee uit haar eerste huwelijk. Maar omdat Arie in datzelfde jaar trouwde, heeft hij vermoedelijk nauwelijks met de kinderen van Jacoba Damen-Rijnders samengewoond.
Zijn huwelijk en gezin

Arie trouwde op vrijdag 6 september 1901 met Hermina Jacoba Potters, zij werd Koosje genoemd. Arie had geen ouders, maar ook geen grootouders meer. Daarom was zijn toeziend voogd er. Zijn voogd; Hendrik Bogers, kon niet komen en gaf een huwelijksconsent af. De vader en moeder van Koosje waren er wel. Andere getuigen waren: Dirk Bogers, Leendert Bras, Jan Pieter van Driel en Adriaan Vos. In de huwelijksakte wordt melding gemaakt dat de naam Heijstek ook wel werd geschreven als Heistek en soms als Heystek. Arie ondertekende met Heijstek.Na hun huwelijk hebben Arie en Koosje in De Werken en op de Kade gewoond. Op 16 november 1937 verhuisden zij met twee kinderen: Arie jr. en Thomas naar Hoogstraat 54. Dit was het huis waarin Arie sr. in 1880 was geboren. In dit huis had bakker Steenhoven zijn winkel, de woning achter de winkel werd verhuurd aan Arie Heijstek. Arie en Koosje kregen zeven kinderen: Arie Adrianus werd geboren op 7 augustus 1902, Adriana op 2 november 1903, Sijke op 22 september 1905, Andries op 26 januari 1907, Antonetta op 12 maart 1908, een volgend Andriesje werd geboren op 13 augustus 1910. De jongst geborene, 20 februari 1913, werd Thomas genoemd, naar de halfbroer van Arie.Het voorjaar van 1907 was koud en guur. Het vee was weer op stal gezet, toen op 4 mei de kleine Andries stierf op de leeftijd van ruim drie maanden.
Zijn werk
In Werkendam was er niet genoeg werk en Arie vertrok in de zomer van 1907 naar China. Zijn vrouw bleef achter met drie kinderen en de vierde op komst. Voor beiden zal het geen gemakkelijk afscheid zijn geweest.

De jongste zoon Thomas (1913-1995) vertelde: “Vader is altijd rijswerker geweest. In 1907 ging hij naar China en bleef ruim twee jaar weg. Hij heeft gewerkt in het stroomgebied van de Gele Rivier. Zij moesten een dam bouwen om de scherpe bochten uit de rivier te halen. Door de sterke stroom en de vele bochten was de rivier te gevaarlijk voor grote schepen. Er waren drie ingenieurs voor dat werk: De Rijke, Van Veen uit Arnhem en Forbes. De Rijke was een Christelijke man, hij zorgde dat op zondagen niet gewerkt hoefde te worden. Vader was 27 jaar toen hij voor de eerste keer naar China ging. Hij was een Christen en leefde daar ook naar. Hij ging niet naar andere vrouwen en deed niet mee aan corruptie. Sommige Werkendammers moesten terug omdat zij oneerlijk waren. Arie wordt genoemd in de bedankbrief van de Whangpoo Conservancy. Daarom weten we dat hij in 1909 nog in Shanghai was.

Arie was bevriend met Toon van Driel en Kees Kooijmans, en ging ook veel om met zijn halfbroer Thomas. Vader vertelde dat hij in een huis met twaalf man woonde en dat het huis speciaal voor hen was gebouwd. Er waren Chinese bedienden die het huis schoonmaakten en het eten kookten. Een van die Chinese bedienden werd de “kleine boy” genoemd. Hij was Rooms Katholiek. Zijn ouders wilden dat hij missionair werd, maar hij wilde dat niet. Vader liet uit Shanghai een Bijbel komen voor de “kleine boy” en na het lezen van de Bijbel en de gesprekken met vader is hij tot bekering gekomen. Vader heeft hem Nederlands geleerd, later stuurde deze “kleine boy” briefjes naar mijn vader toen hij weer in Werkendam was.”
Thomas Heystek: “Op een gegeven moment vroeg vader aan de anderen waar een zekere Chinese man was. Er werd toen gezegd dat hij ziek was. Vader geloofde dat niet zo en ging bij hem kijken met een tolk. De Chinees was erg ziek, maar had geen geld om een dokter te betalen. Vader liet op zijn kosten een dokter komen en medicijnen halen. Later toen de Chinees beter was wilde hij hem terug betalen, maar dat wilde vader niet. Toen gebeurde er een ongeluk. De mannen waren bezig op de matten, toen een schip uit het roer liep, recht op de mannen af die op de matten bezig waren. Vader schreeuwde dat iedereen in de bak moest. Vader kon zelf niet wegkomen en stond toen nog alleen op de mat. Opeens kwam er een bootje aan met een Chinees die uit alle macht roeide en met veel moeite wist hij vader te redden. Heel kort daarna liep het schip over de matten. Wie was de redder? Het was de Chinees waar vader de dokter en de medicijnen voor had betaald.” Een andere rijswerker in Shanghai; Arie Visser A.zn. vertelde: “Aike Heijstek zat op zondag altijd in de Bijbel te lezen en die praatte altijd met een Chinees over de Bijbel. Aike kende wat steenkolen Engels.”
Arie stuurde op l november en op 5 december 1907 kaarten naar zijn vijfjarige zoon Arie. Op de eerste kaart schreef hij “Lieve Arie, deze kaart is voor de kleine Arie, dit zijn de barbiers hier in China wat zeg je daarvan met haar lange staart vind u dat niet vreemd zoo half ongekleed?” Op het kaartje van 5 december 1907 schreef hij aan zijn zoon dat hij de kaarten maar goed moest bewaren. Gelukkig is dat gebeurd, zodat wij deze nog kunnen bekijken.


Zijn thuiskomst
Voor 1910 was Arie terug in Werkendam, hij was ruim twee jaar weggeweest. Hij bracht mooie dingen mee: een dienblaadje, een Japans servies, een waaier en een Chinees doosje. Na de China tijd werkte hij bij de waterwerken in Den Helder, Harlingen en Kolhorn samen met zijn zoon Thomas. Hij heeft ook vaak samen gewerkt met zijn vriend Gerritje Verhey. Deze man was getrouwd met een zuster van de vrouw van Arie. Zij heette Neel Potters en ging samen met haar man buitenaf werken in Nederland. Zij deed dan de was en kookte het eten voor de mannen in de keten. Vier kinderen van Arie en Koosje werden niet oud: hun oudste dochter Adriana was 35 jaar toen zij in 1938 overleed, een jongetje Andries werd nog geen vier maanden oud, een volgende Andries stierf na het eten van giftige bessen op de leeftijd van bijna acht jaar. Arie heeft veel verdriet gehad toen dit kind stierf, hij wilde in zijn plaats sterven. Hij riep zoals David: “Mijn zoon Absalom, mijn zoon Absalom! Och, dat ik, ik voor u gestorven ware, Absalom, mijn zoon, mijn zoon!” Een dochter Antonetta (Nettie) was verpleegster in het ziekenhuis Eudokia in Rotterdam. Zij werd daar besmet met tuberculose en kwam ziek terug in 1929. Zij stierf anderhalf jaar later op de leeftijd van drieëntwintig jaar. Thomas de jongste, heeft veel verdriet gehad over het sterven van zijn zus. Koosje, de vrouw van Arie was nogal tobberig, een kind had met een stopnaald in haar oog geprikt. Zij had daardoor veel hoofdpijn en zat vaak met een doek voor haar ogen. Daarbij kwam dat zij een ernstige vorm van suikerziekte had en altijd insuline moest hebben. In de oorlog werd dat een probleem, op een dag was er geen insuline om haar mee in te spuiten, daardoor stierf zij op 4 oktober 1944.
Zijn overlijden
“Opa heeft altijd van de Heere mogen getuigen, maar hij was een man waarvan men zei dat hij met een lantaarn op de rug liep, voor een ander was hij een licht, maar zelf liep hij in het donker. Hij liep veel te tobben want hij wist dat zijn einde naderde en hij was bang voor de dood. Opa kwam veel bij mijn ouders in Sleeuwijk en hij bleef dan ook logeren. Op een keer toen hij bij ons was, had hij het zo moeilijk, ’s nachts maakte hij ons wakker en zei: “Ik ben zo ruim gesteld, de Heere is overgekomen, laten we een Psalm zingen.
We zongen Psalm 42:5
Maar de HEER zal uitkomst geven
Hij, die ’s daags Zijn gunst gebiedt
‘k Zal in dit vertrouwen leven
En dat melden in mijn lied
‘k Zal zijn lof zelfs in de nacht Zingen
daar ik Hem verwacht
En mijn hart, wat mij moog treffen
Tot de God mijns levens heffen
De andere dag ging hij Gods volk op zoeken om te getuigen dat de Heere zo goed was en dat de angst voor de dood nu weg was. Kort daarna op maandag 18 februari 1946 was hij zonder strijd en moeite ingeslapen en niet meer wakker geworden.” aldus Mevr. H.J.A.A. van der Linden de Bok. Ds. M. Overduin leidde de rouwdienst toen Arie werd begraven op het oude kerkhof in Werkendam.
Na zijn dood
Zoveel jaren na zijn dood wordt nog met respect over Arie gesproken. De buren hadden respect voor de manier waarop Arie leefde en met name waarop hij de zondag heiligde. Hij was klein van persoon, maar zijn houding dwong respect af, hij was zeer gezien in Werkendam. Aike Heijstek was een rustige man, waar gezag van uit ging en stond bekend als een bekeerde man. Er ging wat van hem uit. Later toen zijn vrouw was overleden, woonde hij in een bovenwoning bij de oude Christelijke Gereformeerde kerk. Jarenlang was hij ouderling in de Christelijke Gereformeerde Kerk, hij heeft een Chinees de Bijbel leren lezen.
Aike heb ik goed gekend, het was een goeie vent. Toen Aike buitenaf zat en met anderen in de keten woonde, gebeurde het dat er op zaterdagavond rotzooi werd gemaakt. De mannen waren dan klaar met werken en onder invloed van drank maakten zij dan herrie. Aike stapte dan zijn bed uit en ging naar hun toe. Hij hoefde niets te zeggen want ze waren gelijk stil, zo’n gezag had die man. En dat weet ik van zijn vriend Gerritje Verhey.