Onze HEIJSTEK FAMILIESTICHTING werd in 2000 opgericht en sindsdien zijn er vele verhalen gepubliceerd, eerst in de papieren uitgave van ons familieblad BIJ UITSTEK, de laatste jaren via ons weblog. Bij het weer eens doorlezen van artikelen uit het verleden kom je soms publicaties tegen die het waard zijn nog eens onder de aandacht gebracht te worden. Zo stuitte ik bijvoorbeeld in het blad van april 2002 op een artikel van de hand van Jan Hijstek. Een bijzonder verhaal over zijn emigratie naar Australië, ook gezien tegen de achtergrond van de moeilijke jaren voor en na de tweede wereldoorlog.

 

Want stelt U zich eens voor, je bent geboren in 1929, het jaar dat de wereldwijde economische crisis begon en die zou voortduren tot het einde van de jaren dertig. Als je tien jaar bent breekt in mei 1940 de oorlog uit, die vijf jaar zou duren. Je bent dus haast zestien als het vrede wordt. In 1948 krijg ook jij de onvermijdelijke oproep voor de militaire dienstplicht en als je die ontvangt hou je er al rekening mee dat ook jij wel eens zou kunnen worden uitgezonden naar toenmalig Nederlands-Indië. Tussen 1945 en 1950 werden daar tenslotte een kleine 200.000 dienstplichtigen en oorlogsvrijwilligers ingezet. Een niet ongevaarlijk verblijf daar, zo’n 6000 Nederlandse militairen sneuvelden zo ver van huis. En inderdaad, in 1949 wordt ook jij uitgezonden en stapt aan boord van een schip voor een wekenlange zeereis. Normaliter moeten de militairen zo’n twee tot drie jaar in Indië blijven, echter in december 1949 vond de soevereiniteitsoverdracht aan Indonesië plaats en zou je verblijf in Indië tot ongeveer een jaar beperkt blijven.

 

Grote emigratie na de oorlog

Na de euforie van het einde van de tweede wereldoorlog kwam er een tijd dat een groot deel van de Nederlandse bevolking zorgen kende over de toekomst. Sombere economische toekomstperspectieven, het enorme huizentekort en zelfs de angst voor een derde wereldoorlog wakkerden die zorg aan. Het is dan ook verklaarbaar dat tussen 1947 en 1963 maar liefst 3½% van de Nederlandse bevolking zijn heil zocht in een ander werelddeel. De Nederlandse regering steunde vanaf 1949 deze uitstroom zelfs actief, hetgeen resulteerde in de zogenaamde “actieve emigratiepolitiek”. Politiek-den Haag benutte allerlei hulpmiddelen: zo sloot zij gunstige verdragen met de Verenigde Staten, Canada en Australië, verstrekte subsidies en zette cursussen op voor aspirant-emigranten. Resultaat was dat in genoemde periode 76.000 Nederlanders naar de Verenigde Staten emigreerden, 119.000 naar Australië en naar Canada zelfs 147.000. Overige landen als Zuid-Afrika, Nieuw-Zeeland en Brazilië kregen er gezamenlijk 68.000 nieuwe inwoners bij. In 1961 stopte de regering met het actief bevorderen van de emigratie. De welvaart en dus ook de werkgelegenheid in Nederland waren flink toegenomen en men moest zelfs gastarbeiders uit mediterrane landen naar Nederland halen om het werk aan te kunnen. Ja, het kan verkeren!

 

Een enkele reis van Nederlands-Indië naar Australië

Men moet het met eigen ogen hebben gezien, de schepen die vanuit Rotterdam of Amsterdam vertrokken naar de hiervoor genoemde emigratielanden. Hele families als wegbrengers en uitzwaaiers tot het schip helemaal uit het zicht was verdwenen. Tranen met tuiten werden gehuild, want met de beperkte vervoersmogelijkheden naar die verre landen, was het vaak een afscheid voor eeuwig. Vliegen was toen al wel mogelijk, maar nog voor weinig mensen weggelegd vanwege de hoge kosten.

We keren terug naar de persoon van de inleiding en hebben het dan over Jan Hijstek, op 5 september 1929 in Haarlemmermeer geboren. Hij was degene die ons zijn verhaal vertelde voor ons familieblad van april 2002. En dus is hij ook de Jan die zijn diensttijd in Nederlands-Indië moest doorbrengen. Hij is echter niet naar Nederland teruggekeerd, maar na afloop van zijn diensttijd rechtstreeks geëmigreerd. Een bijzondere reis, een moeilijk begin van zijn Australische tijd maar uiteindelijk helemaal gesetteld. Lees mee met zijn verhaal.

 

 

 

Welkom in Australië

Woensdag 5 juni 1950: Jakarta (toentertijd Batavia)

“Klaarmaken mannen, de bus vertrekt over anderhalf uur. Burgerkleding en geen spoor van het leger”, waren de orders van de sergeant. Waarom Australië, als we naar Zuid-Afrika, Canada, Nieuw-Zeeland of Nieuw-Guinea hadden kunnen gaan? Wel, Australië scheen groot te zijn en dichtbij! Mijn vriend en ik wisten niets van het land waar we heen gingen. Ik veronderstel dat dat het interessant maakte. We hadden ongeveer een jaar gediend in het Nederlandse leger in Indonesië en hadden de keus uit repatriëring naar Nederland of emigratie. Het thuisland trok ons niet na een jaar in het prachtige Indonesië met die heerlijke zonneschijn. Ontslag uit het leger zou plaatsvinden op het vliegveld, dus stelden we ons daar voor de bus op. Onze paspoorten werden ons overhandigd vlak voor wij aan boord gingen van de “Conny” van Qantas. Wat een dagen waren het geweest! Met alle papieren rompslomp, medische onderzoeken en opwinding hadden we maar weinig slaap! Mijn bagage bestond uit een kleine, in de werkplaats van het leger gemaakte, houten kist en bevatte niets meer dan een tandenborstel, een tube tandpasta, een paar werkschoenen en leger-overalls. De Nederlandse regering liet ons onze eigen reis betalen en gaf ons slechts het geld dat de terugreis per troepentransportschip naar Nederland zou hebben gekost…hetgeen uiteraard niet voldoende was om de vlucht naar Sydney te kunnen betalen. Ik moest alles wat geld waard was verkopen, inclusief mijn camera, om zo mijn vlucht te kunnen betalen. In onze groep waren ongeveer veertig ex-militairen en de overigen waren normale passagiers met bestemming Sydney. We landden in Darwin om bij te tanken en vlogen gedurende de nacht over Australië. Nu kregen we een idee hoe groot Australië was. In deze nachtelijke uren zagen we veel bosbranden.

 

Donderdag 6 juni 1950: Sydney

Bij aankomst in Sydney werden we meegenomen naar het Ministerie van Immigratie, ergens in het centrum van de stad en werden zo’n beetje in Australië verwelkomd. Ons Engels was zeer beperkt en we begrepen niet veel van wat gezegd werd. De Australische regering was zo vriendelijk ons twintig Pond te geven en een gratis treinkaartje overal heen waar we een baan zouden kunnen vinden. Het Arbeidsbureau probeerde mijn vriend en mij in te zetten bij de spoorwegen, maar wij wilden niet in de stad leven en vroegen, door middel van een tolk, of er ook baantjes waren op het platteland en kregen zo een kaartje naar Dubbo om daar op een boerderij te beginnen, 18 mijl buiten de stad aan de Macquarii River. We moesten die nacht en ook de volgende dag in Sydney blijven, want er was geen dagtrein. Ook werd ons medegedeeld dat er in Dubbo een overstroming was. Goed! De nacht in Sydney was een werkelijke openbaring. Misschien omdat wij direct uit het leger kwamen, werden wij in een havenhotelletje in Woolloomooloo ondergebracht. De accommodatie was boven, ongeveer twintig bedden in een grote kamer met weinig ventilatie en een sterke urinegeur. Een vriendelijk persoon waarschuwde ons de poten van het bed in onze schoenen te zetten en onze kleren onder de matrassen. Vijftig jaar geleden was het leven in de stad en in het bijzonder in de havens, totaal anders en we merkten dat de mensen hard werkten en veel dronken…dus brachten wij nog een nacht door met weinig slaap.

 

Vrijdag 7 juni 1950: Sydney

De vrijdag brachten we zwervend door in Sydney en we besteedden iets van ons geld aan wat kleding. We hadden ruim voldoende tijd de trein te halen, maar deze was al afgeladen met voetballers die naar Dubbo gingen voor een speciale wedstrijd tijdens het weekend van Koninginnedag. Wij waren nu werkelijk uitgeput en na een bezoek aan de restauratie op het Lithgow-station, vielen we in de gang van het treinrijtuig in slaap. Gelukkig stapte iedereen over de twee vreemdelingen heen. Vroeg in de ochtend kwamen we in Dubbo aan in de verwachting dat wij zouden worden afgehaald door onze werkgever, maar een beambte van de spoorwegen vertelde ons dat de boer niet kon komen vanwege de overstromingen. Echter, de kerel van het station nam ons mee naar het Golden Gate Café en liet ons kennismaken met “mixed grills” waarvan we geweldig genoten. Laat in de middag was de boer in staat ons op te halen en reisden we door overstroomd land naar de boerderij. Gewoon zo maar een mooi bijzondere gebeurtenis: ongeveer tien jaar geleden ging ik terug naar de boerderij waar we begonnen en we zagen dat de toen splinternieuwe Chevrolet, die we zo vele jaren onderhielden, het nog zeer goed deed…hoewel de boerderij in andere handen was overgegaan.

 

 

Zou ik dit alles weer doen? Jazeker! Ik heb een prachtige tijd gehad in Australië. Nu, wonend op mijn eigen boerderij en leidinggevend aan het “Minbalup-Hostel”, heb ik veel plezier om de gasten de pracht van de natuur, de dierenwereld en de prachtige vogels te laten zien. Ik heb veel vrienden gemaakt en ik vind mijn mede-Australiërs vriendelijk, attent en hulpvaardig. Hoewel, na zo’n vijftig jaar in Australië, ben ik voor de meesten van hen nog steeds “Hollands”.

 

                          Jan Hijstek

  

Eens een Nederlander, altijd een Nederlander

Hetgeen Jan in zijn laatste zin aanhaalde, geldt nog steeds voor het verreweg grootste deel van onze landgenoten die ooit zijn geëmigreerd, ja het geldt zelfs voor nakomelingen van emigranten. Wij merkten dat zelf een aantal jaren geleden toen wij door de staat Montana in de Verenigde Staten reden. Ineens een bord langs de weg: AMSTERDAM 1 mile. Uiteraard de afslag genomen en geparkeerd bij een winkel waar, ja hoor inderdaad, Nederlandse producten te koop waren, zoals stroopwafels, drop en hagelslag. Vriendelijke inwoners wilden maar al te graag vertellen dat hun voorouders aan het eind van de negentiende eeuw vanuit Groningen en Friesland waren geëmigreerd en hier het dorpje Amsterdam hadden gesticht. Veel van hun huizen waren exacte kopieën van Nederlandse polderhuizen. Wij spraken de derde, soms vierde generatie, maar zij waren trots op hun Nederlandse roots. Ook op onze andere reizen in de Verenigde Staten en Canada ondervonden wij hetzelfde en ik denk dat ook Jan dat gevoel nog steeds heeft. Hierbij moet ik ook denken aan de nakomelingen van de in 1862 vanuit Giessen met vrouw, vijf zonen en twee dochters naar Zuid-Afrika geëmigreerde Jan Heijstek. Vele generaties en honderden nazaten verder blijkt er nog steeds een warme band te bestaan tussen de Zuid-Afrikaanse en Nederlandse takken van de Heijstek-familie.

 

Jan schreef meer artikelen

Jan Hystek (wordt uiteraard zo geschreven, want de zogenaamde lange ij kent men niet in het buitenland) heeft de familiestichting nog een ander verhaal doen toekomen, hetgeen in december 2014 op het weblog werd geplaatst. Hierin beschreef de toen 85-jarige Jan over zijn reizen met een motor. Op Internet trof ik de volgende inleiding van zijn artikel aan: “Jan Hystek rode a motorbike for the first time in Holland just after the war finished in 1946. It was 17 years at the time and isn’t surprised her is still riding 67 years later. In the past few years alone he has toured Australia, spent 25 days riding around Vietnam with his son, ridden around New Zealand’s South Island and toured the Philippines by motorbike. So far Jan has managed to fit a lot into his 84 years and he hasn’t finished seeing wat the world has to offer just yet. “I’ve always kept busy and I’m fortunate I’m healthy”, he said.”

 

 

 

 

 

 

Lees ook:

Jan’s Travels around Australia – part 1

Jan’s Travels around Australia – part 2

Jan’s travels around Australia – part 3

Jan’s travels around Australia – part 4