De discipline van de geschiedkunde die zich bezighoudt met voorouderlijk onderzoek en de afstamming van een familie is bekend onder de naam Genealogie. Voor de publicatiereeks “Historisch taalgebruik met verrassende betekenissen” hebben we weer een mooie selectie gemaakt.

Genealogische woorden en begrippen beginnende met de letter G

Op de gaarmarkt kon men vroeger vlees kopen. Vleesmarkt.

Een gaay is geen vogel, mar een mannetje.

Wie achter een gader zit, verblijft achter een traliewerk.

Gaderloop is echter een volksoploop.

Gaerde is een tuin, dus een gaerdenare een tuinman. Maar een galgaert is een schurk, boef.

Hij arriveert met een galiette ofwel met een rijtuig.

Ganc heeft vele betekenissen; het is de verplichting van de burgers om met de stadsbanier ten oorlog te trekken buiten de stad. Ganc kan ook een bospad zijn en een gancpad een voetpad.

.

Een poulier was een ganser. Een veilingmeester een ganter en een handschoenenmaker is een Gantier.

Het is de garcifer die voor smakelijke gerechten zorgt. Nu noemen wij het een kok.

Garde civique is de burgerwacht; garde frontière een grenswachter en een garde-bras is een wapenuitrusting, metalen armplaat.

Garite is een wachthuisje of een wachttoren.

Zorg er voor dat u nooit aan de garrot komt, het is een worgpaal.

De garter is een botermaat.

Het register van de stedelijke verordeningen is een gebotboeck.

Gebruusamheit het recht van gebruik, het genot hebben van iets.

Gecommuniceert ter kennis gebracht, gecompareert verschenen, gecompoteert dragen.

Wie veroordeeld werd, was gecondemneert.

Een gescheiden huisvrouw is een gedisolveerde.

Was je gefankelick gebracht? Dan was je in de gevangenis gezet.

Geinquireert is opgevraagd.

Een messinggieter is een gelbgießer.

Hij heeft gelobbert was een ander woord voor hij heeft geplast.

Een gemak is een toilet, aan de buitenzijde van het huis. Andere woorden hiervoor zijn gemakje, stilletje en gemakkoffer.

Gemellæ is een vrouwelijke tweelingen en gemelli is mannelijke tweeling.

Zowel genar als gendre werd gebruikt als het ging over een schoonzoon, neef of bloedverwant.

Gentilhomme is een edelman die woonde op een gentilhommière een adellijk landgoed, kasteeltje.

Een kind verwekt? Noem het geprocreëert. Dus geprocureert is voortgebracht.

Geremarqueert een schitterend woord voor opgemerkt.

Gesceiten is niets anders dan een scheidsrechtelijke uitspraak.

Iemand kon worden verdacht van gespens, dus van spokerij.

Voorlopig de toegang ontzegd zijn vier woorden in plaats van: gesuspendeert.

De gevangenisbewaarder is een gevangenhoeder.

Het gewanthuis is een lakenhal.

Gewroegen is beschuldigen.

Gheestland is droge, onvruchtbare grond.

Wie is ghehylickt is gehuwd.

Een ghersennaers is een grasverkoper.

De hond zijn hok noemde men een giool.

Kijk uit voor een gisarme het is een aan twee zijde scherpe strijdbijl.

Een gleibakker is een pottenbakker en een glufenmacher een speldenmaker.

Een glotzenmacher is een klompenmaker.

Het huis is bedekt met gloy, het is stro als dakbedekking.

De kerkmeester of kerkvoogd is een godehuusmeester.

Gonsen zijn duimen, draaipunt waar deuren aan hangen.

Een gothelinck zeer grootte ijzeren ketel speciaal om valsemunters in kokend water te doden, het is ook een groot kanon en een maat voor graan.

Graeve is een graaf en graewynne een gravin.

Granarius een baljuw, ambtman, bediende bij de graanbelasting.

Wie schijver was, kon zich een graphiarius noemen. Maar een handelaar in vetten en olie

is een grassarius.

De graubroeder was een monnik behorende tot de Orde der Franciscanen.

Greid ios gras dus greidlanden zijn graslanden.

Groitsteen is geen gootsteen maar een grote baksteen.

Gueux staat voor bedelaars, maar is ook naam voor geuzen.

Dit zijn slechts een beperkt aantal voorbeelden van veranderingen in de Nederlandse taal.

Wordt vervolgd met letter H.

Voor deze publicatie is gebruik gemaakt van het door de heer André Dumont samengestelde Genealogisch Woordenboek. Wilt u meer oude woorden leren? Kijk dan op www.genealogieonline.nl/woordenboek