Eén van mijn favoriete lijfspreuken is toch wel: “Leef in het heden, maar koester ook het verleden”. Persoonlijk denk ik met veel plezier terug aan “die tijd van toen”, een tijd die via een televisieserie ooit werd aangeduid als de tijd dat geluk nog heel gewoon was. Voor mij zijn dat de jaren veertig en vijftig van de vorige eeuw, een tijd dat men met weinig tevreden was. Het waren de naoorlogse jaren, een tijd van schaarste en wederopbouw, maar ook van gezag en burgerlijkheid. Over die jaren is veel te vertellen, bijvoorbeeld over hoe we woonden, hoe we werkten, hoe we school gingen, al dan niet op vakantie gingen of aan sport deden. In deze aflevering kies ik voor mijn herinneringen aan mijn schooltijd. Waarom? Omdat ik één ding zeker weet: een ieder die dit leest heeft er mee te maken gehad, we zijn allemaal naar school geweest, de een wat langer dan de ander, de een vond het leuker dan de ander, maar we hebben allemaal onze eigen herinneringen.
Vaak ter sprake
Ik bladerde door ons tot voor enkele jaren op papier uitgegeven familieblad BIJ UITSTEK en las ook de artikelen op ons weblog nog eens door. Opmerkelijk in hoeveel artikelen de school werd aangehaald, soms een compleet verhaal over een naamgenoot die zelf voor de klas stond, soms een verwijzing naar zijn of haar schooltijd. Heeft U dat nu ook? Dat bij gesprekken over vroeger vaak de schooltijd ter sprake komt. Misschien omdat niet alleen ik, maar vele ouderen en iets minder ouderen zich met de beste wil van de wereld niet kunnen voorstellen dat de schooltijd al zo ver achter ons ligt. Via kinderen en kleinkinderen werden wij door de jaren heen geconfronteerd met de vele veranderingen in het onderwijs. Ik ben zo eigenwijs te geloven dat het onderwijs in “mijn” tijd nog zo slecht niet was. Ik neem U mee op mijn nostalgische terugblik van mijn eigen schooltijd en ben benieuwd of U dezelfde herinneringen heeft.
In de oorlog (niet) naar school
Op 1 september 1944 mocht ik naar de lagere school en dat werd een wel heel bijzonder eerste leerjaar. Sinds het begin van de oorlog in mei 1940 was de Duitse bezetter gelegerd in het gebouw dat mijn school behoorde te zijn, dus moest ik beginnen op een andere locatie. De eerste jaren had ik les van een “juf” zoals dat in die tijd werd genoemd.
Na ruim twee maanden onderwijs regen de gebeurtenissen zich aaneen en kwam er weinig of niets meer van school. Op 10 en 11 november 1944 was in Rotterdam de grote razzia, waarbij in veel gevallen onze vaders door de Duitsers werden weggevoerd om in Duitsland te werk gesteld te worden. Moeders met hun kinderen bleven vertwijfeld en vaak hulpeloos achter. Mijn vader kwam na enige dagen plotseling weer thuis, de longaandoening van mijn moeder was het niet, maar werd wel omschreven als zeer besmettelijk en daarvoor waren de Duitsers toch wel erg bang. Ik vraag me trouwens af of er onder de weggevoerden ook onderwijzers van mijn school zijn geweest.
Een maand later begon de winter, het werd een lange en koude winter waarin door de oorlogse omstandigheden aan van alles een gebrek was. Het was niet eens een extreem koude winter, die van de oorlogsjaren 1942 en 1943 waren zelfs strenger, maar door het gebrek aan eten en warmte werd de winter van 1944-1945 veel en veel kouder ervaren als de temperaturen aangaven.
Door het gebrek aan gas en elektriciteit was er geen licht en geen verwarming. Er waren nergens nog kolen of andere brandstof te verkrijgen en na verloop van tijd was er geen boom meer te bekennen, alles wat maar wilde branden werd opgestookt. Maar misschien nog wel erger was het gebrek aan voeding, van alles werd bedacht om aan eten te komen. Het leidde, vooral in West-Nederland, tot een hongersnood. Op fietsen met massieve banden, soms zelfs zonder banden, maar ook lopend tientallen kilometers het land in om te proberen bij boeren en tuinders iets van voedsel te verkrijgen. Van het “noodvoedsel” bij ons thuis herinner ik me de suikerbietenstroop die ik toen nog lekker vond ook. Deze winter staat bekend als de Hongerwinter en 20.000 mensen kwamen om door honger en kou.
Dan werd het na alle ontberingen eindelijk lente, op 5 mei 1945 werd ons land bevrijd, maar toen namen de Canadese bevrijders hun intrek in mijn school en hadden we weer een aantal weken vrij. Al met al, mijn eerste schooljaar werd er een van weinig school en veel thuis. Ik ben nog in bezit van mijn rapportboekje van de lagere school, het begint in de tweede klas, het eerste jaar heeft men geen cijfers kunnen geven.
Grote klassen
Een bericht uit een krant van begin november 2017: “Het aantal grote basisschoolklassen (meer dan 25 leerlingen) is de afgelopen jaren met 5 procent gestegen. Ouders klagen steen en been. Voor leerkrachten groeit de werkdruk en scholieren krijgen minder aandacht.”
In mijn schoolklas zaten meer dan veertig leerlingen, U kunt ze natellen op de foto, de derde klas lagere school uit 1947. Er stond toch echt maar één leerkracht voor de klas, hooguit kreeg de meester of de juf soms assistentie van een zogenaamde kwekeling, iemand die nog in opleiding was. Uit latere gesprekken met onderwijzend personeel uit die tijd is gebleken dat men zich niet al te druk maakte over de grote klassen of dat men een hoge werkdruk ervaarde. Zes dagen in de week naar school, van maandag tot en met vrijdag zowel de ochtend als de middag, met uitzondering van de woensdagmiddag en op zaterdag was er alleen in de ochtend les. Het is op de foto niet te zien, maar in de ouderwetse klaslokalen was er nog geen centrale verwarming maar in de hoek stond een grote kolenkachel.
Een dagje uit
Vanaf de vierde klas gingen we op schoolreis, uiteraard een eendaags uitstapje. De kosten moesten door de ouders worden betaald, via een spaarregeling. Elke week een dubbeltje (of was het een kwartje?) betalen en dat werd netjes door de leerkracht genoteerd. Er moest wel worden gespaard want zo’n drie jaar na de oorlog was er nog zo veel verborgen armoede dat het voor veel gezinnen niet mogelijk was zomaar een paar gulden in eens te betalen voor een dergelijk reisje. Zo’n schoolreis was voor de meesten toch wel een bijzondere gebeurtenis, een vakantie was nog slechts voor weinigen weggelegd. Een week naar strand of bos was toen al een enorme belevenis en was voor velen onbetaalbaar. Zoals de leerkracht de klas van ruim veertig kinderen op school in toom kon houden, deed hij dat ook op schoolreis. Er was geen begeleiding van ouders nodig, hooguit ging soms de conciërge mee. Al een paar dagen voor de grote dag was men zenuwachtig, met z’n allen met de bus, dat was spannend! Altijd weer naar karakteristieke bestemmingen, zoals het Muiderslot, de Pyramide van Austerlitz, het strand van de Wassenaarse Slag, maar in ieder geval naar het toen nog kleine Schiphol. Daar werd de traditionele foto gemaakt, onder aan de trappen van een vliegtuig. Niemand van ons had ooit een vliegtuig van zo dichtbij gezien, laat staan erin gevlogen. Bijzonder eigenlijk: in de loop der jaren zag ik persoonlijk of via internet schoolfoto’s van klassen uit meerdere delen van het land en dezelfde foto van Schiphol kwam wel heel vaak voor. De dag werd steevast afgesloten met een bezoek aan een speeltuin.
Goede lessen en goed terechtgekomen
Een jaar of tien geleden was ik medeorganisator van een reünie van mijn lagere schoolklas. Een geweldige opkomst waarbij velen elkaar voor het laatst hadden gezien in 1950, bij het verlaten van de lagere school. Heel mooi was het om te horen hoe het een ieder in het leven was vergaan en het deed deugd te horen dat veel van deze vooroorlogse kinderen het een en ander hadden kunnen bereiken. Vanzelfsprekend gingen veel verhalen over onze tijd op deze lagere school en we waren ervan overtuigd dat het onderwijzend personeel, ondanks die grote klassen, een natuurlijk overwicht had. Natuurlijk waren ook wij geen lieverdjes en werd er behoorlijk wat kattenkwaad uitgehaald. Werden we betrapt, dan kregen we strafwerk en moesten bladzijden uit bijvoorbeeld geschiedenisboeken overschrijven. Over één ding waren we het allen eens, namelijk dat we heel goed les hadden gekregen. De rijtjes die we er moesten instampen kenden we nog uit ons hoofd. Heel vooruitstrevend voor eind jaren veertig was ook dat we vanaf de vijfde klas al Franse les hadden. Heeft ons dat schade berokkend? Neen, natuurlijk niet.
Naar de middelbare school
Na zes jaar met elkaar in een klas te hebben gezeten was dan het moment gekomen dat de klas uit elkaar ging. Er was nog geen Cito-toets om te kijken wat iemands mogelijkheden waren, de leerkracht gaf wel een advies. In die jaren waren er meerdere soorten van onderwijs, maar het voortgezet onderwijs van toen en nu laat zich nauwelijks met elkaar vergelijken. In “mijn” tijd was er de MULO, HBS en gymnasium, maar ook vakgerichte opleidingen zoals voor jongens de ambachtschool en voor meisjes de huishoudschool.
Dat werd wel even wennen, niet meer de vertrouwde sfeer van met z’n allen in één klaslokaal met het gehele jaar dezelfde leerkracht. Ik deed mijn intrede op een lyceum, waar na de tweede klas kon worden beslist over HBS of gymnasium. In de zogenaamde onderbouw waren maar liefst zes eerste klassen en na elke les moest worden verhuisd naar een ander lokaal. Ook hier waren het weer grote klassen, gemiddeld toch altijd meer dan dertig leerlingen. We kregen les in zo’n tien vakken, in hogere klassen nog meer en deden eindexamen in zo’n dertien vakken, want van een vakkenpakket en het laten vallen van vakken hadden we nog nooit gehoord. Als nieuwkomers vonden we alles eigenlijk wel bijzonder, zoals de lessen biologie in een heus amfitheater, maar bovenal de sport die op deze school hoog in het vaandel stond. En wat te denken van de jaarlijkse schoolavonden, waar we de eerste danspassen probeerden op muziek van een toen minder bekend studentenorkest The Dutch Swing College Band, later wereldberoemd geworden.
Kortom, een mooie tijd en kan met die vergelijken met het huidige onderwijs? Interessant om na te gaan, echter nauwelijks mogelijk.
Meerdaagse schoolreizen
En steeds weer sta ik versteld als ik hoor over schoolreizen (inderdaad reizen, het zijn al lang geen reisjes meer). Men gaat nu naar bestemmingen die tot voor enkele decennia nog voor totaal onmogelijk werden gehouden. Een paar dagen Londen, Berlijn, Praag of Parijs worden als heel normaal beschouwd, maar ik hoorde al van meerdaagse vliegreizen naar China en de Verenigde Staten. Uit mijn middelbare schooltijd herinner ik me slechts één meerdaagse schoolreis, maar dat was dan ook behoorlijk ver weg. Wij gingen een midweek naar Ermelo op de Veluwe en de fietsen gingen mee. Een huis met een voor Rotterdammers bekend klinkende naam “Fijn-Oord” af ons daar onderdak. Het behoeft waarschijnlijk geen nader betoog dat een dergelijke schoolreis van 15/16-jarige jongens en meisjes wel veel vergde van de aanwezige leerkrachten.
Toch zou het er nog van komen dat ik, hoewel niet met maar wel door de school, een buitenlandse reis zou gaan maken. Na enkele selectiewedstrijden mocht ik in 1954 meedoen aan de jaarlijkse uitwisseling van scholieren uit Rotterdam en Antwerpen. Dat jaar nog in Rotterdam, het tweede jaar gebeurde het dan echt: ik ging naar Antwerpen en België was toch echt buitenland en we verbleven daar maar liefst twee dagen. Zelfs de kranten besteedden aandacht aan ons, deze foto van Rotterdamse en Antwerpse scholieren en hun begeleiders werd gemaakt op de markt in Antwerpen.
De mogelijkheden om na de middelbare school verder overdag te gaan studeren aan een hoge school of universiteit waren aanzienlijk geringer dan tegenwoordig. Zoals zo velen ging ik gelijk aan het werk, maar heb nog vele jaren in de avond gestudeerd.