- Gegevens
- Geschreven door: Fred Heistek
- Categorie: Genealogie


Ook de Nederlandse taal is aan dynamiek onderhevig. Nieuwe woorden gaan een eigen leven leiden, anderen daarentegen raken in ongebruik. Woorden kunnen ook specifiek zijn binnen een bepaalde sector. Zo ook in de genealogie. In de reeks Genealogisch ABC deze week de letter B.
Genealogische woorden en begrippen beginnende met de letter B
Wordt u een baaierdboef genoemd? Dan ziet men u aan voor een landloper of een zwerver.
Een baarkind is een kind tot 12 jaar oud dat op een baar ten grave wordt gedragen.
Wie honger heeft kijkt of er nog iets in de baccorf ligt. Hij of zij kijkt dan in een broodmand.
Als een schoolmeester een backenslaen gaf aan een ongehoorzame leerling, deelde hij een oorvijg uit. Ook baksjen genoemd.
Vroeger werd er veel baecvleesch gegeten, ofwel varkensvlees en eenmaal per week ging het hele gezin om beurten in de badkuip dus in de baeicupe.
Een vrouw die baerachtich is, is zwanger. Na negen maanden zal zij haar kind baersen, Dit werd ook baharren genoemd.
Een bagine of bagijn, is een lekenzuster van een vrije ’geestelijke’ orde. Was je in een bagne dan zat je in een strafkolonie of in een inrichting voor dwangarbeid.
Bake in een (levend) varken, maar baker een bakker.
Als mannen ruzie hebben en vechten wordt dat balgen genoemd. Een balgher is een vechtersbaas.
Een handboogmaker en een boogschutter zijn beiden een balistarius. Een ballist is een wapen in de middeleeuwen.
Vind je het beroep inpakker niet mooi klinken, dan mag je ook zeggen dat je ballenbinder bent.
Als een vrouw en een man baniken moeten zij niet uitsluiten dat negen maanden later een kind wordt geboren. Tijdens de daad is de vrouw dan begorden, anders gezegd zij is zwanger gemaakt.
Laat u niet bijten door een banthont. Het is een kettinghond voor bewaking van het erf.
In oude documenten is het gebruik van Latijnse woorden niet ongewoon. Waar staat baptisatus est, bedoelt men “hij is gedoopt”. Baptisavi ik heb gedoopt.
Ik ga vandaag naar de barbarius, Het is de dorpsbarbier maar ook de heelmeester voor bijvoorbeeld een aderlating.
Hij werd geraakt door een baselaer; een lang scherp mes of een dolk.
Kinderen niet uit een wettig huwelijk geboren kunnen op vele verschillende manieren worden aangeduid. Zoals bastaertkint, bastard, onechteling, speelkind, illigitiem, bâtard,
Zijn wij familie? Beboeseminge is het leveren van bewijs van verwantschap.
Een becharius is een emmermaker en een beckenschlager een ketelsmid.
Wie een beckeneel op heeft draagt een helm. Een beckenele is een helm bestaande uit ijzeren of stalen kapje en een beweegbaar vizier.
Over een bed is veel te zeggen. Een beddebuur is een matras, een beddecleet een sprei. Beddegenoot een echtgenoot maar beddegescheit staat voor het ontbinden van het huwelijk. De beddekwast is een tot in het bed afhangend koord om zich op te richten en de beddepotte een pispot.
Het beroep beersteker was een noodzakekijk beroep. Tot in de 20e eeuw zou men zeggen de sekreetruimer of de beerput opruimer.
De man of vrouw die als begavet werd gekenmerkt was aangetast door de pest.
Het kledingstuk beidje is een hemdsrok, gedragen tussen hemd en bovenkleding.
Belgen zijn niet alleen onze zuiderburen, maar is ook een aanduiding voor boos worden.
Maak je niet schuldig aan beliterije. Dan verdoe je je tijd aan bedelarij of schooieren.
Overgebleven uit de Napoleontische tijd zijn woorden uit de Franse taal. Belle fille is een schoondochter of stiefdochter. Belle mère schoonmoeder of stiefmoeder en Belle soeur een schoonzuster.
Benedicta is de zondag na Pinksteren en benedictio een (huwelijks) inzegening.
Het is mooi als iemand zijn benevolentie toont. Het staat voor goedwilligheid. Benevolus is welwillend en benigniteit goedertierenheid, gulhartig.
Is hij een bercarius of een berckier? Dan is zijn beroep schaapherder. Heel wat anders dan een berenstecher. Dat is de varkens castreerder.
Heeft hij zich laten bevuilen? Dat noemde men besabberen.
Er is sprake van beslet. Dus van belemmering. Besnoeren is beteugelen en besnollen bedriegen.
Zonder een bestemoeder of bestemoer zouden wij er nu niet zijn. Het is een grootmoeder.
Gefortuneerden hadden in hun woning een bibliotheeq, een boekenkamer. De boeken waren gebonden door een bibliopegus (boekbinder) en aangeschaft bij een bibliopola een boekenverkoper.
Hij is een bierhaan, een drinkebroer die voor zijn genot naar een bierkerke (de kroeg) ging.
Bij billen denk je wellicht als eerste aan een al dan niet fraai gevormd onderdeel van het menselijk lichaam, maar het is ook een handeling om rillen/groeven scherp maken in de molensteen.
Een binnenburger is een persoon die binnen de stadsmuur woont. Een blanchisseur een wasbaas of -vrouw. Je kunt ook een boerdemaker zijn. Je bent dan een grappenmaker.
Een zilveren munt in Brabant was een betaalmiddel in Brabant dat botje werd genoemd.
De braaister zal geen vlees braden, maar is een boetster van visnetten.
Dit zijn een beperkt aantal voorbeelden van veranderingen in de Nederlandse taal.
Wordt vervolgd met letter C
Voor deze publicatie is gebruik gemaakt van het door de heer André Dumont samengestelde Genealogisch Woordenboek. Wilt u meer oude woorden leren? Kijk dan op www.genealogieonline.nl/woordenboek