- Gegevens
- Geschreven door: Cees Heystek
- Categorie: Foto's van vroeger


Mijn vader, Machiel Heijstek, begon in 1919 een bodedienst tussen Gorinchem en Breda. Dat moest toen nog op naam van mijn Opa, Antonie Cornelis Heijstek, omdat mijn vader nog niet meerderjarig was. In een oud album vond ik een foto van zijn eerste bodewagen, die toen al voorzien was van reclame. Mijn opa moest in het begin ook mee, om het paard te mennen. Dat ging goed zolang opa het paard de vrije teugel gaf, maar zodra die wilde gaan sturen om het paard bijvoorbeeld tussen twee palen door te manoevreren, dan reed hij er meestal – onbedoeld - een paal uit. Liet hij de teugels los, dan zorgde het paard er wel voor dat alles goed ging. Op de foto staat mijn vader bij het hoofd van het paard en zijn broer Antonie Cornelis Heijstek zit op de bok.
Mijn vader vertelde altijd dat hij tot 1929 negen paarden had “versleten”. Voor het grasvoer van het paard had hij een stuk dijk met een weiland in eigendom waar het paard bij thuiskomst, na te zijn geroskamd, kon grazen en kon uitlopen en rollen. Als het paard daarna weer op stal stond was de dijk beschikbaar voor vrijers, aan wie hij stukjes dijk verpachtte. Deze vrijers en vrijsters lagen daar in innige omhelzing en waren al eens beboet door de plaatselijk veldwachter. Mijn vader kwam als bodedienst overal en die had advies ingewonnen hoe hij de jongelui kon helpen. Als hij aan ieder een stukje dijk verpachtte, dan had de hermandad niets meer te zeggen, want zij lagen dan op ‘eigen grond’. En zo gebeurde.
Hij kende de dichter Clinge Doorenbos, die hij hierover informeerde en die maakte hierover een gedicht dat op pagina 6 van dagblad de Telegraaf van 16 mei 1928 werd gepubliceerd. Een kopie van het artikel Vrij vrij staat hieronder. Het bewuste uitgeknipte krantenartikel droeg mijn vader tot aan zijn dood bij zich in zijn portefeuille. Hij heeft meer ‘zaken’ aan Hens Clinge Doorenbos doorgegeven, maar daarover een andere keer meer.