Op het moment dat dit artikel onder uw ogen komt ligt de Tweede Wereldoorlog maar liefst 78 jaar achter ons. Het aantal mensen dat deze jaren persoonlijk heeft meegemaakt wordt dan ook elk jaar kleiner. Desondanks is gebleken dat de belangstelling voor deze inktzwarte periode in onze geschiedenis onverminderd groot blijft. Nadat er steeds meer documenten uit die periode worden vrijgegeven komen ook weer nieuwe feiten naar voren en kunnen wij u meer over die tijd vertellen.

In eerste instantie was het in de eerste jaren van de oorlog mogelijk om op basis van vrijwilligheid in Duitsland te gaan werken, maar toen dat niet voldoende arbeidskrachten opleverde werd in maart 1942 een wet aangenomen voor verplichte tewerkstelling. Dit gold niet alleen voor Nederland, maar voor alle door de Duitsers bezette gebieden. De bezetter ging nog verder en maakte op 7 mei 1943 bekend dat alle mannen van 18 tot 35 jaar zich verplicht dienden aan te melden voor werk in Duitsland en wie dat niet deed kon worden gestraft.

De arbeidsbemiddeling voor werken in Duitsland werd aanvankelijk georganiseerd door de Gemeentelijke Arbeidsbeurs, die nog dateerde van vóór 1940. De Duitsers reorganiseerden een en ander naar Duits model en vanaf 1 mei 1941 was een Gewestelijk Arbeids Bureau verantwoordelijk.

In de diverse thans vrijgegeven documenten werd een flink aantal naamgenoten aangetroffen. Het was niet altijd duidelijk of de betreffende persoon vrijwillig dan wel verplicht in Duitsland terecht was gekomen. Een aantal van hen laten we de revue passeren maar uit overwegingen van privacy noemen we alleen de voornaam en vermelden zelfs niet of het een Heijstek, Heystek, Heistek dan wel een Hijstek betrof. Uiteraard zijn hun persoonlijke gegevens bij de redactie bekend.

Gerrit werd in juli 1942 via het hiervoor genoemde Arbeidsbureau uitgezonden naar Saint Malo, een kustplaats in Bretagne, waar hij ging werken voor de firma Kreuger en van Kempen, een niet erg Frans klinkende naam. Was het wellicht werk aan de beruchte Atlantik Wall? In de jaren 1943, 1944 en 1945 kwamen we hem tegen in Düsseldorf met op zijn werklijst een aantekening dat hij nog geld tegoed had voor zijn werk in Frankrijk. Over Deutsche Gründlichkeit gesproken: eveneens was vermeld dat hij nog 2/3 deel van vier gulden verteringsgeld moest terugbetalen. Oh ja, op 10 maart 1945 had hij tijdens zijn werk een ongelukje en stond die dag te boek als Unfalltag.

Via hetzelfde bureau vertrok op 19 oktober 1942, volgens bovenstaande transportlijst, een groep van vijftien personen naar Keulen waar zij allen gingen werken in het openbaar stadsvervoer. Tien van hen werden trambestuurder, vijf conducteur. Bij deze vijf ook onze naamgenoot Gerard die datzelfde beroep al had uitgeoefend op de Amsterdamse tram. Zij moesten er waarschijnlijk netjes uitzien op de Keulse tram want ze kregen dertig gulden voorschot voor kleding.

Ook Anna ging door bemiddeling van genoemd bureau in Duitsland werken, als hulp in de huishouding in mei 1941 in Düsseldorf en in juni 1944 in Braunschweig. Zij was de enige vrouwelijke naamgenoot die in de documenten werd aangetroffen.

De oudste tewerkgestelde naamgenoot was Adriaan, bij het uitbreken van de oorlog was hij al vijftig plus en dus boven de leeftijd die in het algemeen werd aangehouden voor werken in Duitsland. In 1941 en 1942 werkte hij in Beieren in een internationaal gezelschap, voor een groot deel afkomstig uit Oost-Europa.

U las al dat de Duitsers veel, heel veel noteerden en een goed voorbeeld daarvan is Louis. Ik vond acht documenten op zijn naam en mijn eerste gedachte was dan ook dat hij wel enige tijd in Duitsland moet hebben gewerkt, maar dat was toch wel anders. Het bleek dat hij in 1942 zegge en schrijve vier dagen werkzaam was geweest als vrachtwagenchauffeur en een van de documenten was zelfs van de Allgemeine Krankenkasse, zoiets als een lokale zorgverzekeraar.

Kijkt u ook eens naar de hiernaast afgebeelde lijst met daarop de plaats van herkomst van de arbeiders, hun functie en de jaren dat men bij dat bedrijf werkte. In de niet getoonde kolommen stonden de namen en geboortedata. Deze lijst met 66 personen bevatte de namen A tot en met H, waaronder onze naamgenoot Piet, maar er waren uiteraard identieke lijsten met de rest van het alfabet.

Kijkend naar de functies is het toch onvoorstelbaar dat het hier een lijst betreft van in Duitsland tewerkgestelde Nederlanders. Naast “gewone” arbeiders ook functies met een zekere verantwoordelijkheid. De naam van het bedrijf werd niet vermeld maar men kan zich afvragen of en zo ja in welke functie er ook nog Duitsers werkten.

Sommige lijsten riepen weer andere vragen op, bijvoorbeeld die waarop Maurits voorkwam. Hij werkte in 1942 en 1943 resp. in Hessen en in Keulen en op die lijsten diende de werkgever aan te geven of de persoon in kwestie een burgerarbeider was of een krijgsgevangene en vooral dat laatste wekt verbazing.

En dan was er Johan die van 8 november 1944 tot 31 januari 1945 in Bamberg werkte. Hij kwam uit Rotterdam waar twee dagen nadat hij in Duitsland was begonnen de grote razzia werd gehouden.

Opmerkelijk feitje bij “Maarten 4” (geen tikfout maar er waren nogal wat Maartens in de documenten). Hij verbleef vanaf november 1942 in Kassel en zijn vrouw plaatste in het Utrechts Nieuwsblad van 8 december 1943 een advertentie: “gevraagd twee ongemeubileerde kamers of klein benedenhuis voor vrouw alleen met twee kinderen, onverschillig waar”.

Opmerkelijke advertentie want na terugkomst van Maarten leefde het paar met hun kinderen nog lang en gelukkig en na de oorlog kwam er nog een derde kind.

Ook was er Maarten 3, die in 1941 in Duitsland trouwde met zijn Nederlandse verloofde die daar ook was gaan werken. Van oktober 1941 tot april 1943 werkte hij als magazijnmedewerker en later als trambestuurder. Tussentijds tijdelijk terug naar Nederland voor de geboorte van een kind. Daarna toch weer naar Duitsland om pas in 1945 definitief terug te keren naar Nederland. Zij behoorden tot de zeer weinige buitenlandse arbeiders die konden beschikken over eigen woonruimte.

In een publicatie op dit weblog van 26 april 2018 kon u lezen over de verschrikkingen van dwangarbeider Casper. Wat niet was vermeld maar toch bijzonder om te weten was het feit dat hij zowaar een keer op verlof naar Nederland mocht. Op de lijst van tien verlofgangers, waaronder Casper, het volgende: “de op 22.3.1944 met trein 137/1137 naar Nederland reizende personeelsleden waarvan de reiskosten ten bedrage van RM 29,70 van het loon in mindering worden gebracht en na terugkeer worden terugbetaald”.

Een onbekend aantal, in het bijzonder degenen die verplicht tewerkgesteld werden, kwamen terug met blijvend lichamelijk of psychisch leed. Het heeft lang geduurd voor er besef kwam voor het lijden en de ontberingen die dwangarbeiders in Duitsland hadden moeten ondergaan. Voor hen kwam er het dwangarbeidersmonument in het Oorlogs-en Verzetsmuseum in Overloon dat op 19 mei 1996 werd onthuld. (zie foto).

En dan was er een grote groep mannen die op wel uiterst brute wijze tot werken in Duitsland werd verplicht. Zij werden opgepakt tijdens de grootste razzia die de Duitse bezetter tijdens de Twee Wereldoorlog heeft gehouden. Op 10 en 11 november 1944 werden ruim 50.000 mannen tussen 17 en 40 jaar opgepakt in Rotterdam en Schiedam. Alle toegangswegen naar beide steden werden hermetisch afgesloten, er was geen doorkomen aan. Straat voor straat, huis voor huis werd uitgekamd waardoor ontsnappen nauwelijks mogelijk was. Maar liefst 20.000 mannen vertrokken te voet naar Utrecht en van hen werd deze foto gemaakt op de Oudedijk in Rotterdam-Kralingen. Nog eens 20.000 mannen werden per rijnaak afgevoerd en 10.000 per trein.

Men zou kunnen stellen dat de tewerkstelling van buitenlandse arbeiders in Duitsland de grootste massale inzet van dwangarbeiders was sinds het einde van de slavernij. Meer dan tien miljoen buitenlandse dwangarbeiders verbleven tussen 1939 en 1945 in Duitsland en in de door Duitsland bezette gebieden. Ruim een half miljoen van hen waren Nederlanders. Als gevolg van slechte huisvesting, gezondheidsproblemen, arbeidsongevallen en bombardementen kwamen velen om het leven.

Uiteraard zijn er namen bekend van naamgenoten die tijdens de razzia zijn opgepakt, maar van hun persoonlijke ervaringen is weinig bekend geworden. Veel van de dwangarbeiders hebben jarenlang, soms zelfs hun hele leven, gezwegen over hun ontberingen. Tijdens de op de oorlog volgende periode van wederopbouw was er amper ruimte voor verwerking van deze ingrijpende gebeurtenissen. Rotterdam krijgt, 79 jaar na dato, zijn eigen razziamonument dat op 10 november 2023 zal worden onthuld aan de Parkkade aldaar.

***