De L een mooie letter. Tevens de eerste van de voornaam van de man waarmee onze stamboom begint. Dus: Lodewijk Heijstek. Maar ook de beginletter van woorden die we bij het uitoefenen van onze genealogie bezigheid tegenkomen. Deze keer dus de “L”.
Genealogische woorden en begrippen beginnende met de letter L
Een laaber is een kaasmaker.
Voor het vervoeren van vracht werd een laadvlieg gebruikt.
Laathof is een door de leenheer geschonken hoeve, inruil voor beschreven diensten en betalingen.
Wittebrood gebakken van het beste meel noemde men labaybroot, maar labaye is een betaalmiddel (‘n zilveren munt).
Labberdaan, een ander woord voor gezouten kabeljauw.
Een mooi woord voor arbeid is labeur terwijl labeuren staat voor ploegen.
Laborator is een dagloner.
Labore suo vivens die zijn brood verdient door zijn werk.
Het woord labyrint is nog steedsaagngbaar het is een doolhof.
Verscheuring werd laceratie genoemd dus lacere(e)ren is verscheuren, maar lachrim(e)eren is een nader woord voor huilen, schreien, wenen.
Lachteren is brandmerken, onteren, zich te schande maken.
Een melker is een lacticinator, dus een melkster een lacticinatrix.
Een persoon die moet ophouden met lamentatie, moet stoppen met gekerm, jammerklach of weeklagen.
Laniflex, of Lanitextor is een lakenwever en een Lanitonsor een wolscheerder.
Laserus melaats is een lepralijder.
Het kennisgeving van meestal overlijden doet men door middel van een Leedbrief.
Wie leedwezen betuigt, betuigt Leetsijn.
Als je veel Leeuwendaalders (38 stuivers) bezit ben je eigenaar van een mooi bedrag.
Een leger is niet alleen een deel van een krijgsmacht maar ook een soort van rekenboek.
Legewerck is een tapijtwerk dus een leggewercker is een tapijtwerker.
Een afvoerbeek voor ontlasting etc. is een leibeeck of leidebeke en een leichenbitter is een doodaanzegger of doodbidder.
Lemer is een werkman voor het met leem besmeren van gevels terwijl lena een koppelaarster of koppelaar is.
Een zeer zwaar en grof geschut werd een lepelsticken genoemd.
De schoenlapper kende men vroeger als een lepper en een laarzenmaker werd lersner genoemd.
Lerpen is geselen en letitie blijdschap terwijl lettenisse staat voor verhindering.
Het op schrift stellen van een processtuk is libelleren.
Een liber is een en een liber baro een vrijheer.
Het liber rationum is een huishoudboek of kroniek waarin tevens de familiegebeurtenissen werden opgetekend,
Onmisbaar was de lichtwaerdere, hij was de klepperman of torenwachter.
Liefcoeckbacker is een peperkoekbakker en een ligator een kuiper.
Lijkhout was de naam voor een brandstapel terwijl lijkgehucht een nadere naam is voor een graf.
De touwslager was een lijndraeyer en een limborarius een passementdraaier.
Deftig slapen doe je in een hemelbed ofwel in een baldaquin.
Een litera is een schepenbrief.
De klaroenblazer was een liticen.
Lochenine is ontkenning en loco in de plaats van.
Je kunt beter geen lodder zijn, dan ben je een landloper.
Loderrein is reukwater, lodex een mantelmaker en loeremier een slotenmaker.
Lombaerde is de bank van lening, de lombaert de geldhandellaar.
Een slechte kwaliteit turf is loorturf.
Op je neus past een lorgnet dus een knijpbril.
De witbroodbakker is een losbäcker. Een een zeemleerbereider is een löscher.
Een louwer is een leerlooier.
Loven is beloven maar Lovene de oude naam voor de stad Leuven.
Luberti betekend zuster van .. dus lubertus broer van.
De lantaarnmaker is een luchtenmacher, ludi magister een schoolmeester en een lutorissa is een wasvrouw.
Dit zijn slechts een beperkt aantal voorbeelden van veranderingen in de Nederlandse taal.
Wordt vervolgd met letter M.
Voor deze publicatie is gebruik gemaakt van het door de heer André Dumont samengestelde Genealogisch Woordenboek. Wilt u meer oude woorden leren? Kijk dan op www.genealogieonline.nl/woordenboek
***