Hij diende zijn koning en hard werken is hem niet vreemd. Als ze wederrechtelijk aan zijn bezittingen willen komen was hij bereid zijn knuisten te gebruiken. Om ziek te worden had hij niet gevraagd, dat was gewoon overkomen. Gelukkig had hij twee zonen die net als hij hard willen werken. Al met al reden tot tevredenheid tot het noodlot toeslaat. Het gaat over de Brabander Teunis Heijstek die op enig moment naar Den Haag verhuisde.
Het is 1868 geworden, het jaar waarin het tarief voor een telegram met minder dan twintig woorden verlaagd werd van 50 cent naar 30 cent. Desondanks nog steeds een aanzienlijk tarief in een tijd dat een inkomen zeer laag was.
Het is januari 1868, de maand waarin besloten werd het formaat van de postzegels aan te passen en de Koning Willem III gratie verleent aan schrijver Eduard Douwes Dekker die veroordeeld was tot een gevangenisstraf en een geldboete vanwege door hem uitgedeelde klappen.
Het is de vroege ochtend van donderdag 17 januari 1868. Aan de Oog in ’t Zeilstraat wordt voerman Heijstek langzaam wakker, ondanks twee extra dekens op zijn bed heeft hij het vannacht koud gekregen.
De Oogh in het Zeijlstraet, zoals de naam vroeger werd geschreven, ligt in een Haagse binnenstadsbuurt waarvan de straatnamen hun oorsprong vinden in de 17e eeuw. Het zijn vooral verwijzingen naar bekende bewoners of panden uit die tijd. In een kohier uit 1654 is een verwijzing naar een pand aangetroffen met de naam “Het Oogh in ’t Zeil”.
De huidige zeer smalle Oog in ’t Zeilstraat bestaat voornamelijk uit nieuwbouwwoningen. Slechts een paar oude panden zijn overeind gebleven. In een daarvan, mogelijk het huis van Teunis Heijstek (de stalhouderij van pand 44), is nu het Museum van Ambacht gevestigd. De deur daarvan is altijd op slot, door de weerbarstige ramen ziet de passant oude gebruiksvoorwerpen zoals enige behangselstempelrollen en andere door een dikke laag stof bedekte voorwerpen voor verschillende ambachten.
De temperatuur in zijn woning is laag, stoken doet de familie ’s nachts niet, buiten vriest het dat het kraakt. Heijstek blijft in bed waar het warmer is. Hij laat zijn gedachten terug gaan in de tijd en denkt met een zekere weemoed aan de periode waarin hij in de gemeente Rijen als Grenadier de Koning diende. Mogelijk door de koortsen die hem de laatste dagen teisteren, komen beelden uit het verleden bij hem terug op het netvlies. Als de dag van gisteren herinnert hij zich de zaterdagnacht in oktober van het afgelopen jaar toen vier studenten uit zijn stal een rijtuig en een paard wilden meenemen. Samen met een zoon en de staleigenaar verzette hij zich tegen het onwetmatig handelen van de studenten die vervolgens een ernstige vechtpartij uitlokten waarbij de staleigenaar zware verwondingen opliep.
Heijstek is een als huurkoetsier bekend persoon in de residentiestad. Men kent hem als de vader van een talrijk gezin, een man die met veel ijver zijn best doet het brood te verdienen en doorgaans gezien wordt als een oppassend mens. Zijn gedrag als vechtersbaas is hem eigenlijk vreemd.
Ondanks het vroege uur op de koude januaridag komen er geluiden uit de stal bij het huis. Heijstek weet dat het afkomstig is van zijn zonen die een paard optuigen en dat de kar gereed wordt gemaakt. De voerman maakt zich grote zorgen. Het is alweer bijna een halfjaar geleden dat hij ziek en derhalve bedlegerig werd. Het verdienen van de zo broodnodige inkomsten heeft hij aan zijn zonen moeten overlaten. Daar heeft hij het moeilijk mee. Veel verdienen doet het gezin Heijstek niet, met veel moeite weten ze het hoofd boven water te houden. Ieder vrachtje dat zij als huurkoetsier kunnen aannemen doen ze. De concurrentie in de stad is groot, de tarieven liggen laag. Voor vandaag hebben ze geluk, ze hebben een vracht geboekt die zij in de omgeving van het Buitenhof moeten vervoeren.
De zoons kleden zich dik aan, zetten een pet op het hoofd en zeggen hun ouders gedag. Voorzichtig mennen zij het paard voor de kar naar buiten. Eenmaal daar gekomen ontsnappen er bij iedere uitademing uit de neus van het paard twee witte pluimpjes in de koude winterlucht. Het is buiten niet alleen koud, de keien van de straten zijn ook nog eens glad door het opvriezen van het nachtelijke vocht.
Vol goede moed en verheugd dat er vandaag weer iets kan worden verdiend, sturen de broers de kar vanaf de Oog in ’t Zeilstraat links af de Paviljoensgracht op om via de Gedempte Burgwal, Gedempte Gracht, het Spui en de Hofweg richting Buitenhof te rijden. Daar gaat het mis en slaat het noodlot toe voor de familie Heijstek. Op de gladde keien waarmee het Buitenhof is geplaveid glijdt het paard uit en breekt het linker voorbeen. De jongelieden Heijstek weten meteen wat de consequenties daarvan zijn, zij zullen het paard moeten laten afmaken en beseffen dat zij hun ouders vandaag slecht nieuws moeten gaan brengen.
Tot zover deze grotendeels op waarheid gebaseerde reconstructie van wat er gebeurd zou kunnen zijn op de 17e januari 1868 en in de maanden daarvoor. Wat de Heijstekfamilie op die dag nog niet weet, is dat er voor hun geld ingezameld gaat worden. In het Dagblad voor Zuid-Holland en ’s Gravenhage van 18 januari 1868 lezen wij de volgende oproep:
Drie dagen later is er bij de notarissen een voor die tijd groot geldbedrag binnengekomen.
Op de laatste dag van deze voor voerman Heijstek trieste januari maand, lezen we een eind goed al goed bericht. Een nieuw paard kan worden gekocht.
Het is opmerkelijk te noemen hoeveel geld er in een paar dagen bijeen is gebracht om Heijstek een nieuw paard te laten kopen. Een bedrag van een kleine honderd gulden lijkt niet veel, maar wordt astronomisch als je beseft dat een arbeider rond 1900 wekelijks een bedrag tussen de zes en acht gulden thuis bracht! Voor voerman Heijstek werden bedragen tot meer dan tien gulden geschonken. Of voerman Heijstek deze positieve ontwikkeling bewust heeft meegemaakt hebben we niet kunnen achterhalen. Hij overleed aan het einde van de eerste week in februari 1868.
De door de notarissen aangeduide voerman Heistek, blijkt Teunis Heijstek te zijn, die wij kennen als de stamvader van de Tilburgse Heijstekken/Hijstekken. Wederom een voorbeeld hoe ongewild familienamen onjuist worden gespeld. Teunis behoort tot de zogenoemde Almkerk/Uitwijk tak van de brede Heijstek familie. Hij is de oudste zoon uit het tweede huwelijk van zijn vader Teunis Evertse Heijstek.
De op 5 september 1771 in Werkendam geboren Teunis Evertse Heijstek huwde op 16 juni 1797 in Fijnaart de toen ca. 23 jarige Maaijke de Bie. Samen kregen zij twee kinderen die beide jong zijn gestorven. Maaijke overleed reeds op jonge leeftijd en werd op 27 augustus 1808 in Fijnaart begraven. Zij werd slechts 43 jaar. Teunis Evertse hertrouwde op 19 januari 1809 in Fijnaart met Jannigje van den Hill. Zij werd de moeder van twee zoons en twee dochters. Haar oudste zoon is de Teunis Heistek uit deze verhandeling.
Voerman Teunis Heijstek zag op 9 oktober 1809 voor het eerst het daglicht in de gemeente Fijnaart. Hij ontmoette Gonda Margaretha Huiskens en huwde haar in ’s Gravenhage. Zij schonk hem elf nakomelingen voordat ze op 16 december 1874 op 61-jarige leeftijd in Den Haag stierf. Al haar kinderen werden onder de naam Hijstek in de Burgerlijke Stand opgenomen. Hun zevende kind werd in 1849 jammerlijk levensloos geboren.
Teunis Heijstek is niet alleen de vader van genoemde elf kinderen, maar ook van “Hendrikus” die hij bij Cornelia de Jong verwekte (voor zijn huwelijk met Gonda Margaretha) en die op 21 augustus 1835 werd geboren. Jaren later ontmoette hij Cornelia opnieuw en huwde haar in Tilburg op 31 december 1863. Cornelia was toen vijftig jaar. Het kind Hendrikus dat zij samen hadden is bij het huwelijk door Teunis gewettigd.
Teunis Heijstek overleed in Den Haag op 6 februari 1868, ’s middags om 16:00h. Hij werd 58 jaar oud. Zijn tweede vrouw Cornelia overleefde hem elf jaren en werd 74 jaar. Zij woonde toen weer in Tilburg.